Afwijzing verzoek tot voeging documenten die zijn opgemaakt in het kader van de Stuur- en Weegploeg

Rechtbank Amsterdam 28 juli 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6175

De verdediging heeft in een fiscale strafzaak kennisneming dan wel voeging bij de processtukken gevraagd van documenten die zijn opgemaakt in het kader van de besluitvorming in de zogenoemde Stuur- en Weegploeg, resulterend in de strafrechtelijke vervolging van de verdachte (hierna: de SWP-stukken). De officier heeft zowel de kennisneming als de voeging geweigerd. De rechter-commissaris verleent op grond van artikel 34 lid 4 Sv een machtiging aan de officier van justitie ter bekrachtiging van die weigering.  

Beoordeling

De rechter-commissaris is van oordeel dat de machtiging tot weigering van voeging bij de processtukken en tot weigering van kennisneming toewijsbaar is. Het uitgangspunt is dat SWP-stukken geen processtukken zijn in de zin van artikel 34 lid 1 Sv. De achtergrond hiervan is dat het om interne en vertrouwelijke besluitvorming gaat. Beginselen van een behoorlijke procesorde kunnen echter onder omstandigheden meebrengen dat SWP-stukken aan de strafrechter en de verdediging worden overgelegd. Daartoe kan (bijvoorbeeld) aanleiding zijn als de verdediging gemotiveerd aanvoert dat en waarom het openbaar ministerie in een individueel geval ten onrechte tot strafrechtelijke vervolging is overgegaan in plaats van de zaak fiscaal-bestuursrechtelijk af te doen (vgl. HR 5 maart 1991, LJNAB9066, NJ 1991, 694). Dit betekent dat van de verdediging kan worden verlangd dat zij toelicht dat en waarom in het licht van het AAFD-protocol en de aan haar bekende gegevens over de ingediende aangiftes aan de juistheid van de vervolgingsbeslissing moet worden getwijfeld. Gelet op het beschermde belang (de vertrouwelijkheid van de interne besluitvorming) is er geen reden om voor voeging van stukken in dit stadium van de procedure een ander criterium te hanteren dan in de zittingsfase. Met de verdediging is de rechter-commissaris van oordeel dat de drempel voor kennisneming weliswaar lager ligt, maar dat wil niet zeggen dat aan ieder verzoek tot onbeperkte kennisneming van alle SWP-stukken tegemoet gekomen moet worden. Ook daarvoor geldt als voorwaarde dat de verdediging aan de hand van het geldende recht (waaronder het AAFD-protocol) en het belastingdossier (waarover zij beschikt) een scenario schetst en onderbouwt dat ten minste twijfel zaait over de juistheid van de vervolgingsbeslissing. Dat heeft de verdediging nagelaten. De door de verdediging in dat verband aangevoerde rechtspraak is (kennelijk) niet gepubliceerd en dus voor de rechter-commissaris niet toegankelijk. Bovendien wordt deze door de verdediging niet geplaatst in de sleutel van de afweging tussen strafrechtelijke vervolging en administratiefrechtelijke afdoening. Evenmin wordt toegelicht waarom deze rechtspraak in afweging van belang is. Dit geldt ook voor de omstandigheid dat bij de desbetreffende belastingaanslagen geen boete is opgelegd. Daarbij is van belang dat juist de beslissing tot het achterwege laten van fiscale boetes erop kan duiden dat strafrechtelijke afdoening wordt overwogen. De opvatting van de verdediging, dat om die reden geen sprake zou zijn geweest van een punitieve insteek, is dus onjuist of in ieder geval onvolledig.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^