Appelleren is riskeren: fors hogere gevangenisstraf voor feitelijk leidinggever aan belastingfraude
/Gerechtshof Amsterdam 17 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3804
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest en een ontzetting van de verdachte van de uitoefening van het beroep van statutair bestuurder, feitelijk bestuurder of aandeelhouder van enig rechtspersoon als bedoeld in artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan zeven (7) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren, en een ontzetting van de verdachte van de uitoefening van het beroep zoals door de rechtbank opgelegd. De advocaat-generaal heeft daartoe ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een benadelingsbedrag van €127.882,09, omdat bij de straftoemeting rekening kan worden gehouden met het grootschalige karakter van de fraude ook al zijn niet alle opzettelijk onjuist gedane aangiften in de tenlastelegging opgenomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, onder meer als feitelijk leidinggever van meerdere bv’s, schuldig gemaakt aan belastingfraude door tussen 2015 en 2016 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting te doen waarbij de verdachte fictieve bedragen aan omzet en voorbelasting opgaf, met als gevolg dat de verschuldigde omzetbelasting te laag werd vastgesteld en ten onrechte voorbelasting werd uitbetaald. De verdachte heeft hierbij puur uit financieel gewin gehandeld. De goede werking van het belastingsysteem staat of valt met de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van aangiften. Dit systeem is gebaseerd op het vertrouwen dat de ondernemer een juiste aangifte doet en dat de Belastingdienst op basis daarvan in beginsel tot uitbetaling overgaat. Daarvan heeft de verdachte misbruik gemaakt. Ook heeft de verdachte twee facturen vervalst/valselijk opgemaakt en deze aan de Belastingdienst toegezonden ter onderbouwing van geclaimde voorbelasting. Hiermee heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met bewijsbestemming.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof niet alleen gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude, maar ook naar de andere door de verdachte gepleegde strafbare feiten.
De verdachte heeft als middellijk dan wel onmiddellijk aandeelhouder en bestuurder van diverse bv’s omzetbelastingfraude gepleegd door onterecht voorbelasting te claimen. Alleen al de wijze waarop dit is gebeurd is reden aan de verdachte een beroepsverbod op te leggen. Daarnaast heeft hij, als onderdeel van het feitencomplex, namens de bv’s ook facturen vervalst en aan de Belastingdienst gestuurd. Om de maatschappij te beschermen tegen het gevaar van herhaling zal het hof de verdachte ontzetten van de uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon voor de periode van drie jaar, conform artikel 28, eerste lid, onder 5° juncto 235 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69, zesde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Lees hier de volledige uitspraak.