Arbeidsomstandighedenbesluit: slagende bewijsklacht aangaande het weten dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was
/Hoge Raad 19 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2417
Het gerechtshof Amsterdam heeft verdachte veroordeeld tot geldboetes van €7500 en €22.500 voor overtreding van een voorschrift, strafbaar gesteld bij artikel 10.1 Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon (feit 1) en overtreding van een voorschrift, strafbaar gesteld bij artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, begaan door een rechtspersoon (feit 2).
Middel
Het eerste middel keert zich tegen de veroordeling van feit 1 en 2 omdat niet zou zijn voldaan aan de vereisten voor het daderschap van de rechtspersoon. Dat is ook in hoger beroep als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt aan het hof voorgelegd, maar het hof is van dat standpunt afgeweken zonder daarvoor in het bijzonder de redenen op te geven.
Beoordeling Hoge Raad
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover inhoudende dat de verdachte "wist" dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was doordat zij, kort gezegd, heeft nagelaten asbest te verwijderen voordat met sloopwerkzaamheden werd aangevangen en haar werknemers te voorzien van een doeltreffende bescherming van de gezondheid, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gehanteerde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
Daaraan doet niet af dat het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte "vooraf wist waar het geïnventariseerde asbesthoudende materiaal zich bevond en om hoeveel materiaal het ging" en dat zij zich in haar hoedanigheid van gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf "bewust was van de gevaren voor de gezondheid in geval van contact met asbestvezels". Mede in aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering betrokkene 1 wist dat asbest was achtergebleven in de vrijgegeven ruimte, kan uit een en ander nog niet volgen dat de verdachte daadwerkelijk ervan op de hoogte was dat in het onderhavige geval asbest in de te saneren flat was achtergebleven na de uitvoering van sloopwerkzaamheden en dat de situatie in deze flat zodanig was dat levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers te verwachten was door het achterwege laten van beschermende maatregelen.
Het middel is terecht voorgesteld.
Lees hier de volledige uitspraak.