Artikel: De invloed van spijtbetuigingen op de strafmaat in fiscale strafzaken

In het strafrecht zien we spijtbetuigingen door verdachten steeds vaker voorkomen en het al dan niet tonen van berouw wordt geregeld ook uitdrukkelijk door de rechter meegenomen bij de straftoemeting. Een recent voorbeeld is de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam in de zaak van de terroristische aanslag op Amsterdam Centraal waarbij Amerikaanse toeristen werden neergestoken. In dit proces werd door de rechtbank in het kader van de straftoemeting bijzondere aandacht geschonken aan de vraag of de verdachte wel spijt had van zijn handelen.

De vraag die rijst is hoe de rechter omgaat met spijtbetuigingen als een individueel slachtoffer niet eenvoudig is aan te wijzen. Heeft dit invloed op het gewicht dat wordt toegekend aan de spijtbetuiging? In het bijzonder strafrecht, en meer specifiek het fiscale strafrecht, kan vaak niet worden gesproken van een individueel slachtoffer, maar is de gehele maatschappij uiteindelijk – bijvoorbeeld vanwege belastingnadeel – slachtoffer van het handelen van de verdachte. In dit artikel gaan de auteurs eerst in algemene zin in op de spijtbetuiging als factor bij de strafoplegging, daarna staan zij stil bij de wijze waarop de rechter specifiek in fiscale strafzaken omgaat met spijtbetuigingen door de verdachte. Ten slotte plaatsen zij een kritische noot bij het feit dat het uitblijven van een spijtbetuiging van een ontkennende verdachte of verdachte die zich beroept op het zwijgrecht nog wel eens als strafverzwarende omstandigheid bij de strafmaatbepaling wordt betrokken.

Lees verder:


Print Friendly and PDF ^