Artikel: De Nederlandse strafrechter in Europa’s Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
/15 jaar geleden, op 1 december 2009, trad het Verdrag van Lissabon in werking. De gevolgen daarvan voor de Nederlandse strafrechtspleging zijn groot, zoals Pieter Verrest in zijn NJV-preadvies onlangs nog heeft laten zien.1 Verrest richt zich daarbij op de invloed van het Handvest van de Grondrechten, dat op de eerdergenoemde datum dezelfde juridische waarde als de Verdragen verkreeg en dus bindend werd. Dat is niet alleen zo voor alle EU-instellingen, maar ook voor de lidstaten, in gevallen waarin die het recht van de Unie ten uitvoer brengen (art. 51 lid 1 Hv). En dat laatste blijkt steeds vaker het geval. Ook de strafrechtspleging is daarvoor niet immuun.2 Eerder integendeel, de strafrechtspleging is onderdeel van de opdracht die de EU zichzelf heeft gesteld om ‘haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen [te bieden], waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit’ (art. 3 lid 2 EU-Verdrag). Op basis van die opdracht en de functionele wetgevende bevoegdheden die eraan zijn gekoppeld, zijn vele nieuwe EU-instrumenten tot stand gebracht op het vlak van de grensoverschrijdende samenwerking, het materiële strafrecht en het strafprocesrecht. Op basis daarvan werkt het Hof van Justitie EU aan een steeds fijnmazigere jurisprudentie, waarin het ook voor het Handvest een prominente plaats inruimt.
Lees verder:
De Nederlandse strafrechter in Europa’s Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht door M.J.J.P. Luchtman in Boom Strafblad