Artikel: De toelaatbaarheid en wenselijkheid van berechting met aanwezigheid van procesdeelnemers via een videoverbinding

Op grond van artikel 131a lid 1 Sv mag het (ver)horen en ondervragen van personen in beginsel plaatsvinden door middel van een videoconferentie.1 Daaronder wordt blijkens deze bepaling een directe beeld- en geluidsverbinding verstaan. De rechter, rechter-commissaris of verhorende ambtenaar die beslist over de inzet van een videoconferentie, moet volgens het tweede lid het belang van het onderzoek in aanmerking nemen bij zijn besluitvorming. Ook moeten de verdediging en de officier van justitie in de gelegenheid worden gesteld om hun mening over de inzet van de videoconferentie kenbaar te maken. Gaat het om het verhoor van de verdachte voordat deze in bewaring wordt gesteld of het verhoor van de verdachte tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak, dan is inzet van een videoconferentie alleen toegelaten wanneer de verdachte of diens raadsman daarmee instemt. Niet alleen is het horen via een videoconferentie toegelaten, het vindt ook geregeld plaats. Zo is het horen van verdachten met behulp van een videoconferentie niet ongebruikelijk bij raadkamerzittingen naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie tot gevangenhouding of de verlenging daarvan. De verdachte en zijn raadsman bevinden zich dan in een penitentiaire inrichting en de rechters en de officier van justitie in de zittingszaal. Het grote voordeel hiervan is dat de gedetineerde niet hoeft te worden aangevoerd, waarmee veel inspanningen zijn gemoeid en wat ertoe kan leiden dat de behandeling niet op de vastgestelde tijd kan aanvangen, omdat het gedetineerdenbusje in de file staat. De ingeplande zittingstijd is bij dit soort zaken tien minuten, terwijl de raadkamer ‘alleen’ beslist over de voortzetting van de vrijheidsbeneming. Daarvoor moeten weliswaar ernstige bezwaren kunnen worden aangenomen, maar de rechter velt nog geen oordeel over de schuld van de verdachte. Bij dit soort behandelingen, die niet openbaar toegankelijk zijn, zijn bovendien weinig personen betrokken.

De vraag die de auteur in deze bijdrage zal beantwoorden, is of het juridisch toelaatbaar en wenselijk zou zijn om het onderzoek ter terechtzitting geheel of gedeeltelijk te laten plaatsvinden met gebruikmaking van videoverbindingen. Bij het onderzoek ter terechtzitting kunnen veel meer personen betrokken zijn, terwijl de rechtbank na afloop beslissingen kan nemen over onder andere de schuld van de verdachte en de op te leggen straf. De gestelde vraag is zeer actueel geworden in een tijd waarin zittingen wegens de dreiging van Coronabesmetting niet op de gebruikelijke wijze kunnen plaatsvinden.

Lees verder:


Print Friendly and PDF ^