Ontnemen en vereenzelviging: Wederrechtelijk voordeel ontnemen aan een natuurlijk persoon terwijl dat is verkregen in een BV
/Rechtbank Rotterdam 17 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2020:12977
Blijkens het vonnis van 26 november 2020 van deze rechtbank is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt of beroep en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
In deze procedure wordt derhalve als vaststaand aangenomen dat deze feiten door de veroordeelde zijn begaan.
De vordering van de officier van justitie mr. P.A. Willemse – zoals deze na wijziging ter terechtzitting is komen te luiden – strekt tot:
het vaststellen van het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat op € 38.842;
het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel tot een bedrag van € 38.842.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich – verkort en zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, primair omdat zij vrijspraak heeft bepleit in de hoofdzaak, subsidiair op grond van het argument dat het niet mogelijk is aan de veroordeelde als natuurlijke persoon voordeel te ontnemen omdat alle gelden in de ondernemingen zijn gebleven.
Vereenzelviging met het vermogen van de rechtspersonen is daarom niet aan de orde.
Meer subsidiair is aangevoerd dat, voor zover vereenzelviging al aan de orde is, niet concreet uit het dossier blijkt waaruit het voordeel bestaat. Bij de veroordeelde zijn geen vermogensbestanddelen aangetroffen of dure goederen die hij op grond van zijn inkomen niet zou kunnen betalen.
Uiterst subsidiair is bepleit, voor zover al sprake is van enig voordeel, dit op een lager bedrag vast te stellen dan de officier van justitie heeft gevorderd, aangezien er ook kosten zijn gemaakt met betrekking tot doorbetaling aan de woningeigenaren en andere partijen zoals Ziggo. Ook was er sprake van schadeherstel aan de woningen, die door de ondernemingen zijn betaald.
Beoordeling en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 13 juli 2018 is door de politie een proces-verbaal opgemaakt betreffende het door de veroordeelde verkregen voordeel, hierna te noemen het ontnemingsdossier. De rechtbank heeft daarnaast de beschikking gehad over het volledige dossier van de strafzaak.
Vereenzelviging
Indien van een natuurlijke persoon het wederrechtelijk voordeel wordt gevorderd dat in een onderneming die wordt gedreven in de vorm van een besloten vennootschap is verkregen, moet worden beoordeeld of het vermogen van deze rechtspersoon zozeer kan worden vereenzelvigd met het vermogen van de natuurlijke persoon dat het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geacht te zijn genoten door die natuurlijke persoon. De enkele omstandigheid dat de veroordeelde samen met de medeveroordeelde de ondernemingen naam bedrijf 1, naam bedrijf 2 en naam bedrijf 3 ( naam bedrijf 3 ) dreef, brengt nog niet met zich dat het door naam bedrijf 3 verkregen voordeel heeft te gelden als voordeel dat door de veroordeelde is verkregen. Van een zogenaamde vereenzelviging kan dus niet zonder meer sprake zijn. Er dient aannemelijk gemaakt te worden dat het door naam bedrijf 3 verkregen voordeel direct of indirect heeft gestrekt ten voordele van de veroordeelde.
Uit de stukken in het strafdossier blijkt dat de huurbedragen die naam bedrijf 3 factureerde in de praktijk contant werden geïnd door de medeveroordeelde en vervolgens door haar contant werden afgestort. De bedragen die werden afgestort waren echter lager dan de bedragen die werden gefactureerd.
Verder blijkt uit de stukken in het strafdossier dat ten aanzien van de ABN AMRO-rekening van naam bedrijf 2 waarop de contant geïnde huurbedragen werden gestort, de medeveroordeelde staat vermeld als hoofdrekeninghouder en uiteindelijk begunstigde.
Uit het strafdossier blijkt dat de veroordeelde in de ten laste gelegde periode een relatie had met zijn medeveroordeelde en dat zij met elkaar een gezamenlijke huishouding voerden. Ook is gebleken dat de geïnde huurbedragen onder meer gebruikt zijn voor het doen van huishoudelijke uitgaven waaronder de huur van de gezamenlijke woning.
Tot slot is gebleken dat de veroordeelde in dienst was bij naam bedrijf 3 en salaris ontving.
De rechtbank acht het gelet op het voorgaande aannemelijk dat de contant geïnde huurbedragen ten voordele van zowel de medeveroordeelde als de veroordeelde hebben gestrekt. Aldus is sprake van vereenzelviging van de veroordeelde en naam bedrijf 3 en kan het door laatstgenoemde entiteit genoten voordeel aan de veroordeelde worden ontnomen.
Voordeel
Gelet op de stukken van het ontnemings- en strafdossier tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de veroordeelde door middel van en uit de baten van de hiervoor vermelde strafbare feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient hem te worden ontnomen. Daarbij is het uitgangspunt dat de veroordeelde in de vermogenspositie wordt gebracht waarin hij verkeerde voor het plegen van de strafbare feiten waaruit dat voordeel is genoten. Gelet hierop dient bij de bepaling van dat voordeel te worden uitgegaan van het voordeel dat de veroordeelde in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.
Berekening voordeel
Huuropbrengsten
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de bedragen die zijn doorbetaald aan de woningeigenaren in mindering moeten worden gebracht op het te berekenen voordeel. De rechtbank zal daarom de herberekening van de officier van justitie als uitgangspunt nemen. Daarbij passen wel enige aanpassingen.
Betaalde vaste lasten
De veroordeelde is samen met zijn medeveroordeelde werkzaam geweest binnen naam bedrijf 3. Zij hebben woningen verhuurd in het hogere huursegment. De woningen werden gestoffeerd verhuurd en in sommige gevallen tevens gemeubileerd. Daarbij werd een all-in-prijs gehanteerd bestaande uit een huurprijs met een opslag voor servicekosten, energie en internet. Bij een aantal woningen konden huurders tegen een meerprijs ook gebruik maken van een parkeerplek. De woningen waren kortom van alle gemakken voorzien. Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat huurders juist vanwege dit geboden woongemak wilden huren via naam bedrijf 3. Uit het ontnemingsdossier blijkt dat vanaf de rekeningen van de ondernemingen van de veroordeelde bedragen werden overgeboekt naar NL Energie en Ziggo. Het is daarom aannemelijk dat naam bedrijf 3 daarvoor kosten heeft gemaakt door (onderhouds)contracten af te sluiten bij onder meer energiemaatschappijen, internetproviders en streamingdiensten zoals Netflix. De rechtbank zal deze kosten derhalve in mindering brengen op het te berekenen voordeel. De kosten voor schadeherstel worden buiten beschouwing gelaten. De overige door de veroordeelde opgevoerde kosten zijn onvoldoende onderbouwd en zullen derhalve niet in mindering worden gebracht op het te berekenen voordeel.
Totaal geschat wederrechtelijk voordeel
De rechtbank schat met inachtneming van het voorgaande het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 36.564,39.
Vaststelling van het te betalen bedrag
Hoewel de medeveroordeelde als enige staat vermeld als bestuurder van naam bedrijf 3, blijkt uit het strafdossier dat de veroordeelde een essentiële rol vervulde binnen naam bedrijf 3. Hij voerde telefoongesprekken en verstuurde e-mails uit naam van naam bedrijf 3, hij voerde overleg met de medeveroordeelde over de (huurprijzen van de) woningen en verzorgde de jaarrekeningen van naam bedrijf 3. Gelet op de omvang van het aandeel van de veroordeelde binnen naam bedrijf 3 ligt het naar het oordeel van de rechtbank in de rede het totaal genoten voordeel ponds-pondsgewijs te verdelen over de veroordeelde en zijn medeveroordeelde.
Dit betekent dat het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de veroordeelde (50% van € 36.564,39) € 18.282,20 is.
Lees hier de volledige uitspraak.