Artikel: Het Europees Openbaar Ministerie in de Nederlandse Rechtsorde
/Op 1 juni 2021 is het Europees Openbaar Ministerie operationeel geworden. De strafrechtelijke bestrijding van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, ligt daarmee niet langer alleen in handen van de nationale autoriteiten, maar kan ook door deze nieuwe instelling van de Europese Unie plaatsvinden. Hoewel de oprichting van het EOM veel voeten in de aarde heeft gehad – de eerste voorstellen voor een EOM stammen al uit de jaren negentig van de vorige eeuw – en de deelname van Nederland aan het EOM lange tijd omstreden en onzeker is geweest, is het operationeel worden van het EOM in Nederland min of meer geruisloos verlopen. Niettemin heeft hiermee een fundamentele wijziging van één van de uitgangspunten van het Nederlandse strafprocesrecht plaatsgevonden: in het vervolgingsmonopolie van het Nederlandse openbaar ministerie is (opnieuw) een bres geslagen. Van oudsher geldt dat alleen het openbaar ministerie, zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet RO, bevoegd is tot vervolging over te gaan. Hierop is eerder al in het kader van de strafbeschikking een specifieke en beperkte uitzondering aanvaard.1 Nu is onder omstandigheden ook het EOM, een organisatie van de Europese Unie die losstaat van het Nederlandse openbaar ministerie, bevoegd om een verdachte te vervolgen én voor de Nederlandse rechter te brengen. Van een vervolgingsmonopolie van het Nederlandse openbaar ministerie is dus geen sprake meer. Het vervolgingsrecht is veeleer een gedeelde bevoegdheid geworden.
Lees verder:
Het Europees Openbaar Ministerie in de Nederlandse Rechtsorde door M.J. Borgers in Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht