Begrip afvalstoffen, veroordeling art. 8.1 Wet milieubeheer
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 april 2013, LJN BZ9238
Feiten
De kern van de zaak is dat verdachte niet heeft voldaan aan de regels die gelden voor handelingen met betrekking tot afvalstoffen. Verdachte gaf feitelijk leiding aan de onvergunde opslag van afvalstoffen op twee locaties.
Tenlastelegging
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van feit 1 primair en feit 3. Hij is ter zake van de volgende feiten tot een geldboete van € 10.000,00, subsidiair 85 dagen vervangende hechtenis:
- feit 1 subsidiair: het medeplegen van het in werking hebben van een inrichting zonder de daarvoor vereiste vergunning, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven,
- feit 2: het medeplegen van het plegen van handelingen op de boden waardoor - naar men wist of redelijkerwijs kon vermoeden - de bodem kon worden verontreinigd, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven, en
- feit 4: het medeplegen van het in werking hebben van een inrichting zonder de daarvoor vereiste vergunning, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Begrip afvalstof
De verdediging heeft op basis van verschillende argumenten betoogd dat de in de inrichtingen van verdachte aangetroffen carbon black geen afvalstof was. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Uit bijlage I bij richtlijn 2006/12/EG blijkt dat vele stoffen en voorwerpen als afvalstof kunnen worden aangemerkt. Niet alleen de afvalstoffen die vallen onder de categorieën die expliciet zijn genoemd, maar - zo staat te lezen in bijlage I - ook alle stoffen, materialen of producten die niet in te delen zijn in een van die categorieën.
Of stoffen gekwalificeerd kunnen worden als afvalstoffen, wordt dus primair bepaald door het gedrag of de intentie van de houder, namelijk of deze zich van de betreffende stoffen ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Bij de beoordeling van de intentie van de houder moet rekening worden gehouden met de doelstelling van de afvalstoffenrichtlijn en moet ervoor worden gewaakt dat aan de doeltreffendheid van de richtlijn geen afbreuk wordt gedaan.
Ten aanzien van de doelstelling bepaalt de considerans van richtlijn 2006/12/EG dat iedere regeling op het gebied van de verwijdering van afvalstoffen als voornaamste doelstelling moet hebben, de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen de schadelijke invloeden veroorzaakt door het ophalen, het transport, de behandeling, de opslag en het storten van afvalstoffen. Het begrip afvalstof dient bijgevolg niet restrictief te worden uitgelegd.
In de onderhavige zaak blijkt met betrekking tot de weg die de bij verdachte aangetroffen carbon black heeft afgelegd, het volgende.
De blijkens de etikettering uit verschillende partijen bestaande hoeveelheden in de inrichtingen van verdachte aan adres 1 te Asten en adres 2 te Deurne aangetroffen carbon black waren afkomstig van X, de voormalige huurder van loodsen van verdachte te Deurne. X - zo wist ook verdachte - had de carbon black op zijn beurt ontvangen van het bedrijf rechtspersoon 7.
Rechtspersoon 7 heeft zich in de periode 2002 tot 2004/2005 ontdaan van de carbon black door die via afvalinzamelaar en -transporteur Sita af te laten afvoeren naar X. Al de carbon black die rechtspersoon 7 naar X liet afvoeren - behoudens een hoeveelheid teruggehaald materiaal, met een voorraadverschil van 15 ton - was volgens rechtspersoon 7 afval. De carbon black werd dan ook onder begeleiding van een zogenaamd PMV-formulier afgevoerd.
Een van de PMV-formulieren is opgenomen in het dossier. Op dit formulier is de afgevoerde carbon black, onder vermelding datum aanvang transport 23-11-2004, aangeduid met Euralcode 06 13 05, zijnde de code die de betreffende afvalstof heeft op de door de Commissie opgestelde afvalstoffenlijst, behorende bij Beschikking 2000/532/EG (Europese afvalcatalogus). De door rechtspersoon 7 via Sita naar X afgevoerde carbon black werd ook door Sita als afvalstof geduid.
Vanaf het moment dat rechtspersoon 7 zich ontdeed van de carbon black tot het moment dat het materiaal in de zomer van 2010 bij verdachte werd aangetroffen, is daaraan nooit het karakter van afvalstof komen te ontvallen (einde-afvalfase). Dit had wel het geval kunnen zijn indien de carbon black in de tussentijd een behandeling voor nuttige toepassing zou hebben ondergaan, als bedoeld in bijlage II B van richtlijn 2006/12/EG (waarnaar verwezen wordt in art. 1.1 lid 1 Wet milieubeheer jo. art. 1 richtlijn 2006/12/EG, zoals die luidden ten tijde van het ten laste gelegde).
Van een dergelijke behandeling is het hof niet gebleken. Eerst heeft X de ontvangen carbon black achtergelaten in de loods van verdachte, waardoor ook X zich er feitelijk van heeft ontdaan. Ten slotte wilde verdachte zich van de carbon black ontdoen door die te verkopen aan een derde.
Gelet op het voorgaande is de carbon black vanaf het moment dat rechtspersoon 7 zich ervan ontdeed aan te merken als een afvalstof en is er daarin nadien geen verandering gekomen.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat de carbon black een bijproduct is en daarom geen afvalstof.
Het hof passeert ook dit standpunt. Immers niet is gebleken dat de aangetroffen carbon black voldeed aan de door het Europees Hof van Justitie geformuleerde voorwaarden voor bijproducten (zaak C-9/00 (Palin Granit), zoals thans vastgelegd in artikel 5 van Richtlijn 2008/98/EG). Meer in het bijzonder is niet gebleken dat sprake was van een situatie waarin hergebruik zeker was, zonder voorafgaande bewerking en als voortzetting van het productieproces.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 10.000.
Lees hier de volledige uitspraak.