Belangrijke uitspraak over ‘integrale controles’ in het kader van de aanpak van ondermijnende criminaliteit

Rechtbank Gelderland 18 mei 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:2432

In deze zaak heeft een integrale controle plaatsgevonden op een perceel met een woning en een bedrijfspand. De controle is uitgevoerd door een ambtenaar van bouwtoezicht, de politie, een ondermijningscoördinator en een medewerker die zou helpen indien er sprake was van diefstal van elektriciteit. De aanleiding voor de controle werd gevormd door bij de gemeente binnengekomen ‘ondermijnende signalen’ in de bewuste straat. Tijdens de controle was er niemand in de woning of in het bedrijfspand aanwezig. De ambtenaar, medewerker en verbalisant van de politie zijn naar de rechterzijde van het bedrijfspand gelopen waar zich een deur bevond. Deze deur bleek niet afgesloten te zijn. Met gebruikmaking van bestuursrechtelijke bevoegdheden is de politie, in navolging van de ambtenaar, vervolgens het bedrijfspand binnengestapt. Dit zonder dat hieraan een strafvorderlijke bevoegdheid ten grondslag lag. In het pand zijn goederen aangetroffen die kunnen worden gebruikt voor het vervaardigen van drugs. Ook in het huis van de verdachte zijn na doorzoeking verdovende middelen aangetroffen.

Overwegingen rechtbank

Op grond van artikel 5:15 van de Awb is de ambtenaar van toezicht, als toezichthouder, bevoegd om elke plaats, met uitzodering van een woning zonder toestemming van de bewoner, te betreden. Een toezichthouder is bevoegd om zich te doen vergezellen door verbalisanten van de politie, indien geweld of andere dwangmiddelen waarover de politie bij haar taakuitoefening beschikt, moet worden toegepast. Op grond van het dossier heeft de rechtbank vastgesteld dat in dit geval geen aanleiding voor de toezichthouder bestond om zich door de politie te doen vergezellen.

Op grond van artikel 96, lid 1 Sv is een opsporingsambtenaar pas bevoegd om een plaats te betreden als er verdenking is van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, lid 1 van het Wetboek van Strafvordering of in het geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit. Op het moment dat de politie het bedrijfspand betrad was er volgens de rechtbank geen sprake van een situatie als genoemd in artikel 96, lid 1.

Het is bij een integrale controle, zoals in deze zaak, van belang dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de taken van de toezichthouder en die van opsporingsambtenaren van de politie. Uit het dossier moet blijken op welke grond strafvorderlijke bevoegdheden zijn ingezet. In deze zaak is dat niet gebeurd.

Voorgaande leidt tot de conclusie dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank dient nu de vraag te beantwoorden wat het rechtsgevolg is van dit vormverzuim. Bij beantwoording van deze vraag wordt rekening gehouden met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat hierdoor wordt veroorzaakt.

Het belang van het geschonden voorschrift uit artikel 96 lid 1 Wetboek van Strafvordering is gelegen in het rechtsstatelijke principe dat willekeurig politieoptreden moet worden voorkomen. De (ruimere) bevoegdheden uit de Algemene wet bestuursrecht mogen niet worden gebruikt om strafbare feiten op te sporen en zo strafvorderlijke waarborgen te omzeilen.

Conclusie

In de onderhavige zaak is sprake van een ernstige schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift nu de politie het pand heeft betreden zonder dat hiervoor verdenking van enig strafbaar feit bestond. Deze schending heeft geleid tot een vergaande inbreuk op het recht op privacy van de verdachte. De rechtbank acht bewijsuitsluiting in dit geval noodzakelijk als rechtsstatelijke waarborg en als signaal aan de politie en justitie dat dergelijk vormverzuim in de toekomst niet meer mag voorkomen.

Hetgeen na het betreden van het bedrijfspand van de verdachte is aangetroffen dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dit geldt ook voor hetgeen in het huis van verdachte is aangetroffen. Ondanks dat de verdachte de politie zijn huissleutels heeft gegeven en heeft toegestemd met een doorzoeking van zijn woning, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte geen volledig vrije keuze had deze toestemming al dan niet te verlenen. Dit alles is een rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig betreden van het bedrijfspand van verdachte door de politie.

De rechtbank oordeelt dat bovenstaande tot gevolg heeft dat er onvoldoende wettig bewijs is voor de ten laste gelegde feiten en dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^