Beslag ex art. 1:37.1 Algemene douanewet op personenauto kennelijk ingericht of toegerust om goederen aan ambtelijk toezicht te onttrekken: Behoorlijke oproeping voor behandeling klaagschrift?
/Hoge Raad 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:9
Op 25 mei 2016 is op grond van art. 1:37 lid 1 Adw een personenauto, Ford Focus met kenteken [AA-00-BB]1 door de politie eenheid Amsterdam onder andere personen dan de klaagster inbeslaggenomen. De reden voor inbeslagname was dat door de douane is geconstateerd dat deze auto kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. De inbeslagname is door de politie overgedragen aan de douane. Het inbeslaggenomen voertuig staat op naam van de klaagster. Zij is op 9 augustus 2016 in kennis gesteld van deze inbeslagname. Op 31 augustus 2016 heeft mr. K.C. van de Wijngaart namens de klaagster op grond van art. 1:37 lid 5 Adw bij de rechtbank Amsterdam een klaagschrift ingediend, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave van de auto aan de klaagster. Op 7 november 2016 heeft de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem het klaagschrift behandeld in raadkamer. De klaagster en haar raadsvrouw waren tijdens de raadkamerbehandeling niet aanwezig. Bij beschikking van diezelfde datum heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard. Op 17 november 2016 is de klaagster door de rechtbank Amsterdam opgeroepen te verschijnen voor de behandeling in raadkamer op 13 januari 2017 van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv (inbeslagname van diverse goederen) in de zaak met raadkamernummer 16/5947. Op 8 december 2016 is de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem van 7 november 2016 aan de klaagster per post toegezonden en per e-mail verzonden aan dier raadsvrouw. Op 9 december 2016 heeft de raadsvrouw namens de klaagster tijdig cassatie ingesteld tegen de beschikking van 7 november 2016.
De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft bij beschikking van 7 november 2016 het namens de klaagster ingediende klaagschrift ex art. 1:37 van de Algemene Douanewet (Adw) ongegrond verklaard.
Middel
Het middel klaagt dat de klaagster niet behoorlijk is opgeroepen voor de behandeling van het namens de klaagster ingediende klaagschrift van 31 augustus 2016.
Beoordeling Hoge Raad
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5.2 tot en met 5.6 is het middel terecht voorgesteld.
Conclusie AG
5.2. Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang. Art. 1:37 lid 6 Adw bepaalt dat de rechtbank het klaagschrift als bedoeld in het vijfde lid van dat artikel behandelt op de voet van het bepaalde in artikel 552b Sv. Op de procedure van art. 552b Sv zijn de algemene bepalingen voor de raadkamerbehandeling van art. 21 – 25 Sv van toepassing. Volgens art. 23 lid 2 Sv moet de belanghebbende voor de raadkamerbehandeling worden opgeroepen. Een verzuim hiervan raakt een wezenlijke grondslag van de raadkamerprocedure en brengt nietigheid van het onderzoek mee, ook al is dat gevolg niet met zoveel woorden in de wet opgenomen. Verder geldt de tweede volzin van art. 48 Sv (ten tijde van de behandeling in de onderhavige zaak art. 51, tweede volzin, (oud) Sv) ook voor de beklagprocedure. Dat betekent dat aan de advocaat van de klager een afschrift van de oproeping van de klager moet worden verschaft zodat hij op de hoogte is van de tijd en plaats van de behandeling. Ook het niet naleven van dit voorschrift wordt geacht – al wordt zulks evenmin uitdrukkelijk in de wet bepaald – aan een geldige behandeling van het klaagschrift in raadkamer buiten tegenwoordigheid van de klager en diens advocaat in de weg te staan.
5.3. Het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 7 november 2016 door de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem houdt onder meer het volgende in:
“De rechter doet de zaak uitroepen.
Klaagster (…), domicilie kiezende te (3111 AX) Schiedam, Tuinlaan 120, ten kantore van mr. K.C. Wijngaart, advocaat, en haar voornoemde advocaat zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. (…)
De rechter deelt mee dat er op 18 oktober 2016 een oproep voor de raadkamer is verstuurd naar het kantooradres van de raadsvrouw van klaagster.”
5.4. In tegenstelling tot bovenstaande mededeling van de rechter blijkt uit het dossier niet dat op 18 oktober 2016 – of enige andere datum – een oproep voor de raadkamerbehandeling van 7 november 2016 aan het kantooradres van de raadsvrouw is gezonden. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat enkel op 17 november 2016 een oproeping aan de klaagster is verzonden, zij het een oproeping om op 13 januari 2017 te verschijnen in de raadkamer van de rechtbank Amsterdam “teneinde te worden gehoord naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (inbeslagname van diverse goederen)”.10 Aan de cassatieschriftuur is een kopie van die oproeping gehecht. Het dossier bevat tevens een kopie van diezelfde oproeping.
5.5. Voorts wordt in de toelichting op het middel gesteld dat uit correspondentie tussen mr. K.C. van de Wijngaart en de strafgriffie van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem blijkt dat zowel de klaagster als haar raadsvrouw op geen enkele manier zijn ingelicht over de raadkamerbehandeling op 7 november 2016 te Haarlem. Aan de cassatieschriftuur is een kopie van die correspondentie gehecht, onder meer inhoudende:
“Spoed! Inzake RK 16/006240
Strafgriffie Haarlem (Rechtbank Noord-Holland) (…)
Aan: Silvis Strafzaken
9 december 2016 12:00
Goedemorgen,
Naar aanleiding van uw telefonisch contact en uw mail heb ik contact gezocht met het rekestenbureau OM te Haarlem en zij hebben contact gehad met het OM in Amsterdam.
Het blijkt dat uw zaak ten onrechte naar de rechtbank in Amsterdam is gezonden voor behandeling. Zij zullen de zaak voor 13 januari a.s. gaan intrekken en naar de advocaat sturen. Mocht de advocaat het niet eens zijn met de uitspraak van de strafrechter te Haarlem dan verzoeken wij u in cassatie te gaan bij de Hoge Raad te Amsterdam. U kunt de hoger beroep binnen 14 dagen na de dagtekening van de beschikking naar ons toesturen en wij sturen het dossier door naar de Hoge Raad.
(…)
Met vriendelijke groet,
(…)
Senior administratief medewerkster
(…)
Van: Silvis Strafzaken
Verzonden: (…) 9 december 2016 9:23 uur
Aan: Strafgriffie Haarlem (Rechtbank Noord-Holland) (…)
Onderwerp: Spoed! Inzake RK 16/006240
Geachte heer/mevrouw,
Hierbij vraag ik uw aandacht voor het volgende.
In opgemelde zaak heb ik op 31 augustus 2016 een klaagschrift ingediend bij de Rechtbank Amsterdam. Omstreeks 17 november 2016 heb ik een oproeping ontvangen voor de raadkamerzitting 13 januari 2017 in Amsterdam.
Tot mijn verbazing ontving ik een beschikking per post van Rechtbank Noord-Holland dat het klaagschrift van [klaagster] op 7 november 2016 is behandeld en ongegrond is verklaard. Ik heb echter tot op heden geen enkele correspondentie hierover ontvangen. Rechtbank Amsterdam heeft aangegeven het klaagschrift niet doorgestuurd te hebben.
(…)
Zou u mij kunnen informeren hoe het klaagschrift bij u is terechtgekomen en waarom ik geen enkel correspondentie dan wel oproeping voor de raadkamer hierover heb ontvangen?
(…)
Met vriendelijke groet,
K.C. van de Wijngaart
Silvis Strafzaken”
5.6. Uit deze stukken – aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld – volgt dat in cassatie ervan moet worden uitgegaan dat de klaagster en haar raadsvrouw niet zijn opgeroepen voor de raadkamerbehandeling bij de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem op 7 november 2016. Dit brengt mee dat de voorschriften van art. 23 en 48 Sv (ten tijde van de behandeling in de onderhavige zaak art. 51, tweede volzin, (oud) Sv) niet zijn nageleefd. Gelet op hetgeen ik hiervoor onder 5.2 uiteen heb gezet, dient het vorengaande ertoe te leiden dat de raadkamerbehandeling nietig is.
Lees hier de volledige uitspraak.