Bewezenverklaring ter zake van oplichting via marktplaats.nl
/Rechtbank Den Haag 20 december 2013, ECLI:NL:RBDHA:2013:19224
De verdenking luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte circa 80 mensen via de website marktplaats.nl heeft opgelicht en hen aldus heeft bewogen tot afgifte van geld. Voorts wordt hem verweten een portemonnee met inhoud uit een handtas te hebben gestolen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, omdat de handelswijze van verdachte niet kan worden aangemerkt als oplichting in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de jurisprudentie volgt dat het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper – ook als de verkoper al voorzag niet aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen – geen oplichtingsmiddel is in de zin van dat artikel, en dat de overige aan verdachte verweten oplichtingsmiddelen niet in causaal verband staan met de afgifte van de geldbedragen.
Oordeel rechtbank
Responderend op de door de raadsman gevoerde verweren overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met de aangevers in deze zaak telkens in contact kwam door uit eigen beweging te reageren op internetadvertenties waarin door de aangevers entreebewijzen voor onder meer voorstellingen en evenementen – en in enkele gevallen andere goederen – te koop werden gevraagd. Verdachte wist door deze handelswijze vantevoren dat degene met wie hij contact had het goed heel graag, en vaak op korte termijn, wilde hebben. Verdachte deed zich in dit contact telkens in strijd met de waarheid voor als ware hij in het bezit van hetgeen te koop werd gevraagd en presenteerde zich als een bonafide verkoper daarvan. Daarbij heeft hij zich in het merendeel van de zaken bediend van leugens om het vertrouwen van de aangevers te winnen en hen te bewegen het geld voorafgaand aan de levering naar hem over te maken. Zo vertelde hij de aangevers in strijd met de waarheid gedetailleerd over de redenen waarom hij zelf niet in staat zou zijn om gebruik te maken van de entreebewijzen. Bovendien maakte verdachte, nadat hij met naam en toenaam op diverse websites stond vermeld als zijnde oplichter, jegens diverse aangevers gebruik van een gefingeerde naam, kennelijk om te voorkomen dat men na een zoekslag op internet zou ontdekken dat hij niet zou leveren en hen zodoende te bewegen om (desondanks) tot betaling over te gaan. Voorts heeft verdachte in dit verband in een aantal zaken ook misbruik gemaakt van de namen en rekeningnummers van anderen. Verdachte was nimmer in het bezit van hetgeen werd gevraagd en had nimmer de intentie zijn toezeggingen na te komen. De rechtbank is, gelet op dat alles van oordeel dat in casu niet enkel sprake is van het aangaan van overeenkomsten die vervolgens niet worden nagekomen, maar dat wel degelijk sprake is van oplichting in strafrechtelijke zin. Daarbij komt dat naast de hierboven omschreven gebezigde methoden ook de schaal waarop verdachte zich met de hem verweten gedragingen heeft beziggehouden in het geheel niet past in het beeld van een persoon die incidenteel zijn verplichting tot levering van een goed niet nakomt (en waarbij het in de rede ligt deze gedraging slechts langs de weg van het civiele recht te benaderen).
De rechtbank zal het tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen verklaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk.
Lees hier de volledige uitspraak.