Binnendringen in een woning bij een ander in gebruik kan alsnog wederrechtelijk zijn als dit gebeurt met toestemming van de eigenaar van de woning
/Hoge Raad 23 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:426
De verdachte is bij arrest van 24 april 2018 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis. Ook heeft het hof de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en voor het toegewezen bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf gelast, een en ander op de wijze als in het bestreden arrest is vermeld.
Middel
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover deze inhoudt dat de verdachte “wederrechtelijk” is binnengedrongen in een woning ontoereikend is gemotiveerd.
Beoordeling Hoge Raad
Voor zover het cassatiemiddel berust op de opvatting dat het binnendringen in een woning bij een ander in gebruik niet “wederrechtelijk” kan zijn als dit gebeurt met toestemming van de eigenaar van de woning, faalt het omdat die opvatting in zijn algemeenheid onjuist is. Daarbij is van belang dat artikel 138 Sr het huisrecht van een ander, dat hij ontleent aan de feitelijke bewoning, beoogt te beschermen (vgl. HR 4 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4943).
Het hof heeft vastgesteld dat slachtoffer de woning aan de a-straat 1 te plaats bewoonde en dat de verdachte zonder zijn toestemming meermalen deze woning heeft betreden, waarbij hij het onderste raampje van de voordeur heeft ingetikt dan wel de voordeur heeft ingetrapt. Het daarop gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte de woning “wederrechtelijk” is binnengedrongen, is toereikend gemotiveerd. Dat de verdachte de woning telkens samen met de eigenaar van de woning en met haar toestemming heeft betreden, maakt dit niet anders. Ook in zoverre faalt het cassatiemiddel.
Lees hier de volledige uitspraak.