Bond van Wetsovertreders belanghebbende in de zin van art. 12 Sv?
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 17 mei 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:2932
Op 10 januari 2017 is door klager Bond van Wetsovertreders aangifte gedaan tegen de burgemeester van de gemeente Weert wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op 31 december 2016 heeft de burgemeester namelijk een noodverordening uitgevaardigd, ertoe strekkende dat een 26-tal asielzoekers tijdens Oud & Nieuw op straffe van huisarrest niet het terrein van het AZC mocht verlaten.
Bij brief van 4 september 2017 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat sprake is van een maatschappelijk belangenconflict. Hierop is namens klager bij brief van 27 oktober 2017 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 1 november 2017, met het verzoek de vervolging te bevelen.
Beoordeling
Blijkens de statuten van de Bond van Wetsovertreders stelt deze vereniging zich ten doel het behartigen van de belangen van (ex)gedetineerden en wetsovertreders in de ruimste zin van het woord.
Het hof overweegt als volgt:
Volgens vaste jurisprudentie kan slechts degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging getroffen is in een belang dat hem of haar bepaaldelijk aangaat, worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv. Gelet op het tweede lid van dit artikel kan een rechtspersoon rechtstreeks belanghebbende zijn wanneer de rechtspersoon krachtens zijn doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een belang behartigt dat door de beslissing tot niet vervolgen wordt getroffen.
In de onderhavige zaak wenst klager vervolging van een persoon die in de visie van klager nu juist de strafwet heeft overtreden. Dat is derhalve precies de tegenovergestelde situatie dan het in de statuten omschreven belang. Voor zover klager mogelijkerwijs wenst te betogen dat klager door vervolging van beklaagde de belangen hoopt te dienen van de 26 asielzoekers tegen wie de noodverordening gericht was, is het hof van oordeel dat dit nog niet maakt dat klager ontvankelijk wordt. Immers, de 26 asielzoekers hebben voor zover bekend (nog) niet enige strafwet overtreden en kunnen dus evenmin onder de doelstelling van klager worden gebracht.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve klager niet als rechtstreeks belanghebbende in voormelde betekenis worden aangemerkt. Mitsdien is klager kennelijk niet-ontvankelijk in het beklag en dient het beklag op die grond te worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 12d, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering worden afgezien van het horen van klager in raadkamer.
Ten overvloede overweegt het hof dat redelijkerwijs niet te verwachten valt dat strafvervolging van beklaagde, zijnde een burgemeester die een bestuursrechtelijke bevoegdheid hanteert, zal leiden tot een veroordeling wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het hof verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag en wijst het beklag op die grond af.
Lees hier de volledige uitspraak.