CBb: Intrekking vergunning trustkantoor terecht - DNB hoefde oordeel strafrechter niet af te wachten
/College van Beroep voor het bedrijfsleven 7 december 2021, ECLI:NL:CBB:2021:1045
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft in hoger beroep geoordeeld dat de intrekking van de vergunning van een trustkantoor door De Nederlandsche Bank (DNB) in stand blijft. De rechtbank Rotterdam kwam eerder tot hetzelfde oordeel.
DNB heeft de vergunning ingetrokken omdat getwijfeld wordt aan de betrouwbaarheid van de enige bestuurder. Tijdens een inval door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) werd de bestuurder aangehouden en werd de (cliënten)administratie in beslag genomen. De bestuurder wordt verdacht van enkele strafbare feiten (onjuiste belastingaangifte, valsheid in geschrifte, mensensmokkel, witwassen en oplichting).
Volgens het CBb mocht DNB bij haar betrouwbaarheidsoordeel gebruik maken van informatie van het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst. Omdat sprake is van een serieuze verdenking, hoefde DNB het oordeel van de strafrechter niet af te wachten. Ook was geen definitief oordeel van de rechter over een belastingaanslag nodig.
Het CBb is het eens met DNB dat het trustkantoor niet blijft voldoen aan de verplichtingen van de Wet toezicht trustkantoren (Wtt), zoals het niet nemen van adequate risicomaatregelen. DNB mocht de vergunning meteen intrekken zonder eerst een aanwijzing te geven of een andere maatregel te treffen. Dat het trustkantoor alsnog zou voldoen aan de vereisten van de Wtt was niet realistisch meer, zodat een minder zware maatregel dan directe intrekking niet voor de hand ligt.
Lees hier de volledige uitspraak.