College voor de Rechten van de Mens: aannamebeleid ASML levert geen verboden onderscheid op
/ASML, de Nederlandse fabrikant van machines die computerchips maken, hanteert als beleid dat sollicitanten met een Syrische, Iraanse, Noord-Koreaanse of Cubaanse nationaliteit die niet ook beschikken over de Nederlandse nationaliteit of een permanente verblijfsvergunning voor Nederland, niet in aanmerking komen voor specifieke functies. Dit beleid leidt tot direct onderscheid op grond van nationaliteit, oordeelt het College in de zaak van antidiscriminatiebureau RADAR, maar vanwege een wettelijke uitzondering is dat onderscheid niet verboden.
Wat is er aan de hand?
ASML produceert machines die worden gebruikt bij het maken van computerchips. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ingewikkelde technieken die van Amerikaanse oorsprong zijn en niet alleen voor civiele maar ook voor militaire doeleinden gebruikt kunnen worden. De VS heeft bepaald dat deze technieken in principe niet naar bepaalde landen mogen worden geëxporteerd, namelijk Syrië, Iran, Noord-Korea en Cuba. Dit is vastgelegd in Amerikaanse wetgeving onder de naam ‘Export Administration Regulations’, afgekort EAR. Die wetgeving bepaalt ook dat sollicitanten die in aanmerking willen komen voor specifieke functies bij ASML, en alleen de nationaliteit van één van de vier landen hebben of niet beschikken over een permanente verblijfsvergunning, niet met de betreffende technieken mogen werken en geen toegang mogen hebben tot die specifieke technologie.
Maar waarom moet deze Amerikaanse wetgeving toegepast worden door een Nederlands bedrijf in Nederland, vraagt antidiscriminatiebureau RADAR zich af. Is deze gang van zaken geen discriminatie op grond van nationaliteit? Daarom vraagt het bureau een oordeel aan bij het College.
Wat zeggen de partijen?
Tijdens de zitting voert RADAR aan dat de ‘Export Administration Regulations’ geen Nederlandse wetgeving is, maar een eenzijdig door de Amerikaanse overheid opgelegde regel zonder juridische grondslag of rechtsbasis in Nederland.
ASML zegt hierop dat de Export Administration Regulations wel degelijk gelijkgesteld moeten worden aan Nederlands recht en moeten worden gezien als algemeen verbindende voorschriften, ofwel wetten die het bedrijf verplichten voor specifieke functies een extra eis te stellen bij het aannemen van personeel. Sollicitanten met één van de vier nationaliteiten – zonder ook de Nederlandse nationaliteit of permanente verblijfsvergunning voor Nederland te hebben - mogen daarom worden geweerd omdat de Amerikaanse wet de fabrikant hiertoe dwingt. Anders riskeert ASML hoge boetes en strafrechtelijke vervolging in de VS. Bovendien verliest ASML mogelijk ook de bevoegdheid om die technieken te gebruiken voor haar bedrijfsvoering en dus voor haar primaire productieproces. RADAR betwijfelt of deze negatieve consequenties een reëel risico vormen.
Wat oordeelt het College?
Kan de Amerikaanse wetgeving gelijkgesteld worden met een algemeen verbindend voorschrift? Dat is de vraag die het verschil maakt of ASML voor specifieke functies met een geldige reden een extra eis mag stellen aan sollicitanten met een van de vier nationaliteiten, of dat ASML toch verboden onderscheid maakt en dus discrimineert op grond van nationaliteit.
Het College oordeelt het eerste: ASML mág deze aanvullende eis stellen omdat de Export Administration Regulations gelijkgesteld kunnen worden aan zogenoemde algemeen verbindende voorschriften. ASML kan daarom beroep doen op een wettelijke uitzondering en discrimineert dus niet op grond van nationaliteit met haar aannamebeleid voor specifieke functies.
Lees het oordeel: 2023-66