Conclusie AG uitleg van het bestanddeel medeplegen
/Hoge Raad 18 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:726
De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uur wegens diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking (feit 2).
Middel
Het middel klaagt dat het hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip medeplegen, althans dat het bewezenverklaarde medeplegen niet naar de eis der wet voldoende met redenen is omkleed.
Beoordeling Hoge Raad
De Hoge Raad doet de zaak af onder verwijzing naar art. 81 RO.
Conclusie AG
6. Het hof heeft – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang – nog het volgende overwogen:
“Op grond van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan het navolgende worden vastgesteld.
Er zijn twee getuigen (betrokkene 2 en betrokkene 3) die hebben gezien dat in de nacht van 12 op 13 januari 2014 werd ingebroken in de Volkswagen Golf van aangever betrokkene 1.
Uit de verklaringen van de beide getuigen kan worden opgemaakt dat bij de inbraak drie mannen betrokken waren, waarbij in ieder geval één van deze mannen een ruit van de auto heeft ingeslagen, één van de anderen op de uitkijk heeft gestaan, en waarbij alle drie de mannen kort na het wegnemen van een "dashboardonderdeel" gezamenlijk zijn weggerend.
Voorts, kan worden vastgesteld dat vervolgens een Jaguar personenauto, die volgens de melder aan de meldkamer van politie was gekentekend AA-00-BB, (hierna: de Jaguar) is weggereden vanuit de richting waarheen de mannen waren gerend en dat dit zeer kort (volgens getuige betrokkene 2 maximaal 20 seconden) nadat deze getuigen hen uit het oog hadden verloren, gebeurde.
Getuige betrokkene 2 heeft verder verklaard dat hij in de Jaguar twee mannen zag die hem aankeken en dat hij zo goed als zeker wist dat dit twee van de drie mannen waren die kort daarvoor de diefstal hadden gepleegd. Gelet hierop gaat het hof ervan uit dat de Jaguar door de drie wegrennende mannen is gebruikt als vluchtauto. Daarnaast is de Jaguar met hoge snelheid blijven rijden, ook nadat het voor alle betrokkenen duidelijk moet zijn geweest dat de auto door de politie werd achtervolgd. Langs de vluchtroute van de Jaguar zijn bovendien (relatief dicht bij elkaar) zes verschillende navigatiesystemen gevonden, waaronder het navigatiesysteem van betrokkene 1. Op een van de navigatiesystemen is de vingerafdruk van verdachte aangetroffen. De Jaguar is ten slotte pas tot stilstand gekomen nadat deze tegen een lantaarnpaal was gecrasht, waarna de drie mannen uit de auto zijn gevlucht. Deze drie mannen zijn verdachte en zijn mededaders, zo volgt uit de bevindingen van de politie.
De verdachte heeft voor de hiervoor vermelde gang van zaken noch bij de politie, noch in eerste aanleg tegenover de rechtbank enige concrete of verifieerbare verklaring gegeven. De verdachte heeft tegenover de politie ontkend de mededader betrokkene 5 te kennen en met hem met een Jaguar in Zevenhuizen te zijn geweest. Ook nadat hem door de politie is voorgehouden dat hij in het verleden in een Ford Focus is gecontroleerd en dat hij toen met betrokkene 5 was heeft de verdachte ontkend dat hij deze betrokkene 5 kende. betrokkene 5 heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 13 januari 2014 's nachts met zijn vrienden in een Jaguar reed en dat hij deze vrienden uit de buurt kent. Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 24 november 2015 op grond van Google Maps vastgesteld dat de verdachte en betrokkene 5 in ieder geval ten tijde van het ten laste gelegde dicht bij elkaar in de buurt woonden. Immers woonde en woont de verdachte thans nog steeds op de a-straat 1 te Utrecht en woonde betrokkene 5 ten tijde van het ten laste gelegde in de straat pal achter voornoemde straat, te weten op de b-straat 1 te Utrecht. Ter terechtzitting van 1 december 2014 heeft verdachte, in afwijking van zijn verklaring tegenover politie, gezegd dat hij de medeverdachten (wél) kende voorafgaande aan de ten laste gelegde auto-inbraken.
Op grond van het vorenstaande staat naar het oordeel van het hof vast dat het de verdachte en zijn mededaders zijn geweest, die het navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf van aangever betrokkene 1 op de hiervoor omschreven wijze wederrechtelijk hebben weggenomen.
Het verweer van de raadsman, dat geen sprake zou zijn geweest van medeplegen, wordt verworpen. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te kunnen komen moet sprake zijn van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, dat de handelingen die de ene verdachte heeft verricht tevens aan de andere verdachten kan worden toegerekend. Daarbij moet worden bewezen dat het opzet is gericht op zowel het medeplegen als de strafbare gedragingen. Naar het oordeel van het hof volgt een dergelijke nauwe en bewuste samenwerking uit de gedragingen van verdachte en de mededaders zoals die hierboven zijn vastgesteld.
Het hof is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf, door een ruit van deze personenauto in te slaan.”
7. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Het opzet van de verdachte dient zowel gericht te zijn op de samenwerking als op het grondfeit. Waar het verwijt bij medeplegen zich concentreert op het gewicht van de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte, is het kernverwijt bij medeplichtigheid "het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf". Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.
8. Het hof heeft het verweer dat geen sprake zou zijn van medeplegen verworpen en geoordeeld dat de verdachten nauw en bewust hebben samengewerkt, waarbij hun opzet was gericht op zowel het medeplegen als de strafbare gedragingen. Op grond daarvan is het hof tot de slotsom gekomen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een navigatiesysteem uit de Volkswagen Golf, door een ruit van deze personenauto in te slaan. Dit oordeel geeft gelet op hetgeen hiervoor onder 7 is vooropgesteld geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting van het begrip medeplegen. In zoverre faalt het middel.
9. De toelichting op het middel spitst zich toe op de fase van uitvoering. Het hof heeft in de bewijsoverweging vastgesteld dat er drie personen aanwezig waren bij de autokraak en tevens dat zij verschillende rollen vervulden. De één slaat in ieder geval de ruit in, een ander staat op de uitkijk en de rol van ‘nog een andere persoon’ beschrijft het hof in de eerste alinea van de bewijsoverweging als één van de drie mannen die na het wegnemen gezamenlijk met de anderen is weggerend. Deze feitelijke vaststellingen worden in cassatie niet wegens onbegrijpelijkheid bestreden en vormen de basis voor de verdere beoordeling van het middel. Volgens de toelichting op het middel “moet de bewijsconstructie als onbegrijpelijk worden aangemerkt” (schriftuur onder 10) omdat het hof in het midden heeft gelaten welke (van de drie) rol(len) verdachte heeft vervuld.
10. De eis dat bij medeplegen altijd moet worden vastgesteld welke rol een verdachte heeft vervuld, wordt in de rechtspraak van de Hoge Raad niet, althans niet uitdrukkelijk gesteld. Het verweer in feitelijke aanleg hield bovendien niet in dat voor een bewezenverklaring vereist is op te helderen welke rol verdachte heeft vervuld. In zoverre faalt het middel dus. Een vereiste van gedetailleerde toedeling van een rol aan een verdachte zou overigens de bewezenverklaring van medeplegen ernstig bemoeilijken in gevallen waarin verdachten zich beroepen op hun zwijgrecht. Dat in dergelijke gevallen nadere motivering is aangewezen, heeft het hof onder ogen gezien. Anders dan in de toelichting op het middel (schriftuur onder 12) lijkt te worden verondersteld hanteert de Hoge Raad, voor zover mij bekend, in het kader van medeplegen niet de terminologie van de ‘significante bijdrage’. Het gaat - zoals hierboven al naar voren kwam - in de bewoordingen van de Hoge Raad bij medeplegen om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.
11. De rol van de persoon die ik hierboven als ‘nog een andere persoon’ heb aangemerkt is kennelijk volgens het hof de kleinste. Ik zal verkennen of die rol kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Het hof duidt deze persoon als één van de drie die wegrent na de kraak en overigens komt uit de bewijsvoering naar voren dat er na de kraak vrijwel volledige overeenkomst is met de rollen van de beide anderen. Er zijn in die fase ook enkele verschillen. Welke rol de chauffeur van de (vlucht)auto bij de uitvoering heeft gespeeld is niet duidelijk. Wel duidelijk is dat verdachte die auto na de kraak niet heeft bestuurd (bewijsmiddel 12), maar overigens ook dat tijdens de vlucht navigatiesystemen, waaronder het navigatiesysteem van betrokkene 1, zijn weggegooid en dat op één navigatiesysteem een dactyspoor van verdachte is aangetroffen (bewijsmiddelen 5 t/m 8).
12. Over de rol tijdens de uitvoering van ‘nog een andere persoon’ komt uit bewijsmiddel 2 nog naar voren, dat hij weliswaar niet op de uitkijk heeft gestaan, maar wel zijn omgeving goed in de gaten hield. Het komt mij voor dat er geen of nauwelijks verschil is tussen op de uitkijk staan en de boel goed in de gaten houden. Uit bewijsmiddel 3 blijkt dat de getuige een persoon ter hoogte van het raam aan de passagierskant ziet staan, vervolgens glasgerinkel hoort en vrijwel gelijktijdig twee andere personen rondom de auto ziet verschijnen. Beide anderen zitten dus als het ware met hun neus in de uitvoeringshandeling. In het oordeel van het hof ligt besloten dat ze na de braak onmiddellijk paraat stonden ter (verdere) uitvoering van het wegnemen.
13. De aard van een delict als autokraak maakt dat het minder voor de hand kan liggen de rollen van de daadwerkelijke uitvoering gezamenlijk te vervullen. Het is domweg niet functioneel om het autoruitje feitelijk samen in te slaan en het kost wellicht onnodige tijd om na het inslaan van het ruitje terug te treden en dan het daadwerkelijke wegnemen aan een ander over te laten. Voor de wegnemingshandeling zelf geldt ook dat het bij het stelen van een navigatiesysteem geenszins voor de hand ligt dat er meer dan één persoon daadwerkelijk wegneemt. Intussen kan dit niet betekenen dat van medeplegen nooit sprake kan zijn, maar het maakt duidelijk dat bij een autokraak er al spoedig sprake kan zijn dat de daadwerkelijke uitvoering door één persoon geschiedt en het bij anderen aankomt op de materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.
14. Het kennelijke oordeel van het hof dat de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang voldoende zijn om te kunnen spreken van een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht en daarmee van bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn medeverdachten is niet onbegrijpelijk. Daarbij heeft het hof kennelijk naast de aard van het gepleegde feit in aanmerking genomen dat verdachte op zijn minst tijdens de uitvoering de boel goed in de gaten hield en na de braak onmiddellijk ter verdere uitvoering van het wegnemen paraat bleek. Het hof is er daarbij kennelijk en niet onbegrijpelijk vanuit gegaan dat de activiteiten van de drie personen op elkaar waren afgestemd waardoor het gezamenlijke doel van de autokraak werd verwezenlijkt. In zoverre heeft het hof kennelijk ook geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijk plan. Het oordeel van het hof inzake het medeplegen vindt nog steun in de in hoofdzaak gelijke rollen van de drie personen na het delict. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte voor zijn handelen tijdens en na de kraak (bij de politie en bij de rechtbank) geen concrete of verifieerbare verklaring heeft gegeven. Gelet op alle omstandigheden had het op de weg van verdachte gelegen op zijn minst voor zijn aanwezigheid een verklaring te geven.
15. Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.