Conclusie staatsraad advocaat-generaal over het vertrouwensbeginsel
/Uitlatingen die als een toezegging opgevat mogen worden, kunnen gerechtvaardigd vertrouwen wekken dat een overheidsorgaan geen herstelsanctie (zoals een dwangsom of bestuursdwang) zal opleggen ondanks overtreding van, bijvoorbeeld, een vergunningplicht. Als de rechter de vraag moet beantwoorden of iemand op een uitlating van het bestuur kan vertrouwen, is niet alleen van belang of die uitlating een toezegging is, maar ook of deze is gedaan door een overheidsfunctionaris van wie het redelijk is te denken dat die de mening van het bevoegde overheidsorgaan weergeeft. Wordt die toezegging niet nagekomen omdat andere belangen zwaarder wegen, dan moet het bestuur eventuele schade van de vertrouwende burger vergoeden. Dat en meer staat in de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel die hij heeft uitgebracht.
Dakterras in Amsterdam
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de staatsraad advocaat-generaal gevraagd een conclusie te nemen in een zaak over een dakterras in Amsterdam. Een inwoner van Amsterdam moest van de gemeente Amsterdam een dakterras van haar huis verwijderen, omdat zij daar geen vergunning voor had. Zou zij dat niet doen, dan moest zij een dwangsom betalen. Maar volgens de vrouw hebben de bouwinspecteur en andere ambtenaren destijds toegezegd dat er geen vergunning voor het dakterras nodig was en dat zij ongemoeid zou worden gelaten. Daarom kon zij er erop vertrouwen dat de gemeente haar geen dwangsom zou opleggen, meent zij.
Verzoek aan staatsraad advocaat-generaal
De staatsraad advocaat-generaal is onder meer gevraagd in te gaan op de vraag wanneer uitlatingen namens een overheidsorgaan het gerechtvaardigde vertrouwen kunnen wekken dat het overheidsorgaan geen herstelsanctie (zoals een dwangsom of bestuursdwang) zal opleggen. Verder wilde de Afdeling bestuursrechtspraak weten aan welke eisen zo’n uitlating moet voldoen en of schending van gerechtvaardigd vertrouwen gerepareerd kan worden met schadevergoeding.
Inhoud van de conclusie
Als de bestuursrechter moet beoordelen of een overheidsorgaan dat vertrouwen heeft gewekt toch mag handhaven, moet hij drie stappen doorlopen. Het moet ten eerste gaan om een toezegging, of een uitlating die de burger mag opvatten als een toezegging. Ten tweede moet die zijn gedaan door het bestuursorgaan zelf, of door een persoon van wie de burger redelijkerwijs mocht aannemen dat die de huidige opvattingen van het bevoegde overheidsorgaan weergaf. Als derde stap moet een afweging worden gemaakt tussen de belangen van de persoon aan wie de toezegging is gedaan, de belangen van derden (zoals omwonenden of concurrenten) en de belangen van de samenleving. Volgens de staatsraad advocaat-generaal zou in de rechtspraak makkelijker moeten worden aangenomen dat aan de eerste twee stappen is voldaan, en zou het zwaartepunt meer bij de belangenafweging moeten komen te liggen. Op die manier kan ook eerder worden toegekomen aan de vraag of de burger die gerechtvaardigd vertrouwd heeft, mogelijk een schadevergoeding toekomt.
Verdere verloop van de procedure
De partijen in deze procedure krijgen de mogelijkheid om op de conclusie te reageren. Hierna zal de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak doen. De conclusie van de staatsraad advocaat-generaal geeft voorlichting aan de Afdeling bestuursrechtspraak, maar bindt haar niet.
Lees hier de volledige tekst van de conclusie met zaaknummer 201802496/2 en de bijlagen van staatsraad advocaat-generaal Wattel: