CRvB geeft vuistregels voor herziening van evident onredelijk hoge boetes

Centrale Raad van Beroep 7 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:659; ECLI:NL:CRVB:2019:660; ECLI:NL:CRVB:2019:661

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) moet in sommige gevallen verzoeken om een vaststaande boete te herzien opnieuw inhoudelijk beoordelen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraken van vandaag vuistregels gegeven voor de beoordeling van deze verzoeken. Het gaat in deze zaken om vaststaande boetes aan uitkeringsgerechtigden die gebaseerd zijn op het oude, veel strengere boeteregime en die soms zelfs hoger zijn dan de maximale geldboete die een strafrechter destijds kon opleggen.

Boetes

De betrokkenen in deze zaken ontvingen een uitkering. Zij kregen van het Uwv een boete, omdat zij de zogenoemde inlichtingenverplichting hadden geschonden. De boetes van deze mensen zijn gebaseerd op het aangescherpte boeteregime dat in 2013 van kracht werd. Hierbij konden boetes worden opgelegd die veel hoger waren dan daarvoor. Bovendien ontstond door dit aangescherpte boeteregime een groot verschil in de behandeling van overtreders van de inlichtingenverplichting tussen de strafrechter en de bestuursrechter. Al in 2014 oordeelde de CRvB dat dit boeteregime in strijd was met internationaal recht (ECLI:NL:CRVB:2014:3754). Dit heeft ertoe geleid dat sinds 2017 een lichter boeteregime geldt. Er was echter niet voorzien in een overgangsregeling waardoor voor veel mensen de hogere boete bleef staan.

De betrokkenen in deze zaken hebben het Uwv gevraagd om alsnog hun vaststaande boetes te herzien. Het Uwv weigerde dit, omdat de boetebesluiten waren genomen volgens de toen geldende regels. Deze boetebesluiten zijn dus volgens het Uwv niet onrechtmatig.

Vuistregels voor beoordeling herzieningsverzoeken

De CRvB concludeert in de uitspraken van vandaag dat het onder omstandigheden evident onredelijk is om verzoeken om herziening van dergelijke boetebesluiten af te wijzen. Het in stand houden van deze boetes heeft voor sommige uitkeringsgerechtigden verstrekkende gevolgen. Bovendien waren de boetes gebaseerd op regelgeving waaraan fundamentele gebreken kleefden.

Bij gebrek aan wettelijke regels en beleid om herzieningsverzoeken van dergelijke vaststaande boetes te beoordelen, heeft de CRvB nu zelf uitgangspunten geformuleerd. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen boetes die op het moment van het herzieningsverzoek al zijn afbetaald en boetes die nog niet zijn afbetaald. Als de boete op dat moment al helemaal is betaald, hoeft het Uwv de boete niet te herzien. Dit is anders als de boete hoger was dan de maximale boete die de strafrechter zou hebben opgelegd. Als dat zo is dan moet het Uwv de boete herzien naar deze maximale boete. Als de boete nog niet (helemaal) is betaald, dan moet het Uwv de herzieningsverzoeken inhoudelijk beoordelen en herzien. De CRvB geeft ook vuistregels voor deze beoordeling.

Voor de betrokkenen in deze zaken heeft de CRvB geoordeeld dat het evident onredelijk is om de hen opgelegde boetes niet te herzien en deze boetes aan de hand van deze vuistregels verlaagd.

Het oordeel van de Centrale Raad van Beroep in deze zaken is een eindoordeel.

Lees hier de volledige uitspraken:

Print Friendly and PDF ^