De inzet van civiele bevoegdheden door het OM: snoepwinkel voor de opsporing maar slagerij voor de verdachte?
/Eind december verscheen in Opportuun - het tijdschrift van het OM - een artikel over de inzet van civielrechtelijke bevoegdheden door het OM. Tot op heden werd hiervan zelden gebruik gemaakt. De afgelopen twee jaar lijkt echter een omslag te hebben plaatsgevonden. Zo heeft het OM haar civielrechtelijke bevoegdheden onder meer ingezet tegen Stichting Hulptroepen Alliantie (die bekend werd vanwege de ‘mondkapjesaffaire’) en Stichting Viruswaarheid (die met voorman Willem Engel het gezicht vormde van de protestbeweging tegen de coronamaatregelen). De snelheid en effectiviteit van de civielrechtelijke procedure maakte volgens de in het tijdschrift geïnterviewde officier van justitie “een diepe indruk”.
Hoewel de inzet van civielrechtelijke bevoegdheden voor het OM ongetwijfeld alleen maar voordelen biedt, kan dit voor een (potentiële) verdachte, als een strafrechtelijk onderzoek loopt of sprake is van omstandigheden die al een ‘redelijk vermoeden van schuld’ rechtvaardigen, grote nadelen met zich meebrengen. Het strafrecht kent immers uitgebreide waarborgen voor rechtsbescherming van de verdachte, terwijl het civiele recht deze waarborgen niet kent. En dat niet alleen, want het OM is in het kader van een civiele procedure bevoegd om een (potentieel verdachte) bestuurder bijvoorbeeld om inlichtingen te verzoeken. Dit staat in schril contrast tot belangrijke strafrechtelijke waarborgen, zoals het recht om niet mee te werken aan je eigen veroordeling (het nemo-teneturbeginsel) en het recht om te zwijgen.
Lees verder: