De strafrechtelijk vervolgbare handeling in het douanerecht: “less is more” en zelfs teveel

Per 1 mei 2016 is de bepaling betreffende de verlengde navorderingstermijn in het douanerecht in overeenstemming gebracht met het Snauwaert-arrest (HvJ EG 16 juli 2009, gevoegde zaken C-124/08 en C-125/08, ECLI:EU:C:2009:469 (Snauwaert e.a.)). Dat is gebeurd door simpelweg het tweede lid van art. 7:7 van de Algemene douanewet (Adw) af te schaffen. Daardoor blijft de toepassing van de verlengde navorderingstermijn niet langer beperkt tot strafbare feiten begaan door personen wier handelen was gericht op ontduiking van de rechten bij invoer. In plaats daarvan is deze van toepassing op alle strafbare feiten, met inbegrip van dat van art. 10:5 lid 1 onderdeel a Adw. Die bepaling verklaart het doen van een onjuiste aangifte strafbaar, ook als de onjuistheid niet was gericht op zulke ontduiking. Gevolg hiervan is dat de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar niet langer de uitzondering is, maar dat deze tot hoofdregel is verworden. Dat lijkt niet de bedoeling te zijn geweest van de wijziging. Bovendien lijkt hierdoor de volle werking van art. 103 lid 1 DWU in het gedrang te komen (Verordening (EU) nr. 952/2013; het Douanewetboek van de Unie (DWU)). Een beperking van de toepassing van de verlengde navorderingstermijn is daarom geboden. 

Lees verder:

 

 

Print Friendly and PDF ^