Directeur afvalverwerker veroordeeld voor overtreding vergunning
/Rechtbank Oost-Brabant 28 mei 2018, ECLI:NL:RBOBR:2018:2547, ECLI:NL:RBOBR:2018:2550 en ECLI:NL:RBOBR:2018:2549
Een 57-jarige man uit Venlo is door de rechtbank veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke celstraf van 1 maand. De directeur overtrad binnen zijn bedrijf in Maasbracht de regels. Zijn vrouw wordt vrijgesproken van betrokkenheid.
De directeur sloeg met zijn afvalverwerkingsbedrijf tussen oktober 2014 en juni 2015 duizenden tonnen afval meer op dan volgens zijn vergunning was toegestaan. De rechtbank oordeelt dat het beeld naar voren komt dat het bedrijf in deze periode niet meer was gericht op het scheiden en verwerken van inkomend afval, maar dat het was getransformeerd tot een stortplaats met alle overlast en gevaren van dien.
Uit de bewijzen blijkt dat alleen de man de leiding had over en verantwoordelijk was voor de gang van zaken binnen het bedrijf. Zijn vrouw had in het bedrijf een ondergeschikte rol en hield zich bezig met hoofdzakelijk administratieve taken. De rechtbank spreekt haar dan ook vrij van de ten laste gelegde feiten.
Bedrijf failliet
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte zich structureel niet hield aan de voor hem geldende vergunningsregels. Daarnaast negeerde hij diverse waarschuwingen. Ook weegt voor de rechtbank mee dat de man een blanco strafblad heeft en dat zijn bedrijf inmiddels failliet is. De rechtbank had normaal gesproken de maximale taakstraf van 240 uur op zijn plaats gevonden. Omdat de officier van justitie de zaak pas in februari 2018 voor het eerst op zitting aanbracht, terwijl het proces-verbaal in september 2015 gereed was, oordeelt de rechtbank dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet worden behandeld. De verdachte krijgt daarom een taakstraf van 180 uur. De rechtbank legt daarnaast een voorwaardelijke celstraf op om de man ervan te weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
De officier van justitie eiste naast een taakstraf en voorwaardelijke celstraf dat de verdachte 143.040 euro aan de Staat moest betalen. Dit bedrag zou de directeur volgens de officier hebben verdiend door het opgeslagen afval niet te verwerken. De rechtbank oordeelt dat er echter niet kan worden vastgesteld dat de verdachte geld heeft verdiend met het niet verwerken van het opgeslagen afval. Daarom hoeft hij de ontnemingsvordering niet te betalen.
Lees hier de volledige uitspraken: