‘Doorvoer’ in de zin van EVOA (oud)
/Hoge Raad 10 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:674
Feiten
Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft verdachte op 5 januari 2011 voor: Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd, veroordeeld tot twee geldboetes van € 10.000 en € 5000.
Mr. C.L.A. de Sitter, advocaat te 's-Gravenhage, heeft cassatie ingesteld. Mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, heeft een schriftuur ingezonden houdende vijf middelen van cassatie.
Tweede Middel
Het middel klaagt onder meer over de verwerping door het Hof van het verweer strekkende tot vrijspraak, omdat geen sprake is van doorvoer in de zin van verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PbEGL 30) (hierna: EVOA (oud)).
Beoordeling Hoge Raad
Het gaat in deze zaak om een verdachte die, naar het Hof heeft vastgesteld, op tijdstippen in de periode van 7 maart 2006 tot en met 26 maart 2006 in Rotterdam containers met afvalstoffen via Nederland heeft overgebracht van het Verenigd Koninkrijk naar Vietnam, zonder de vereiste kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten.
Gelet op Art. 2 EVOA (oud), Art. 23, eerste lid, EVOA (oud) en Art. 26, eerste lid, aanhef en onder a, EVOA (oud), moet ter zake van de bewezenverklaarde afvaltransporten Nederland als staat van doorvoer in de zin van art. 2, aanhef en onder 2, EVOA (oud) worden aangemerkt. Het oordeel van het Hof dat de verdachte op grond van art. 26 EVOA (oud) verplicht was tot kennisgeving van deze transporten aan de bevoegde autoriteit in Nederland getuigt derhalve niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het gevoerde verweer is dus terecht verworpen, wat er ook zij van de gronden waarop die verwerping steunt.
Het voorgaande brengt mee dat de overige onderdelen van het middel, die klagen dat de bewijsvoering innerlijk tegenstrijdig is en dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten, eveneens tevergeefs zijn voorgesteld.
Het middel faalt.
Vijfde Middel
Het middel klaagt over de kwalificatie van het bewezenverklaarde als "meermalen gepleegd" en over de strafoplegging.
Beoordeling Hoge Raad
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als: "Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd."
Het dictum van het bestreden arrest houdt onder meer in: "Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 10.000,00 (tienduizend euro) met betrekking tot het eerste afvaltransport. Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro) met betrekking tot het tweede afvaltransport."
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof, op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 7.2 tot en met 7.4, het bewezenverklaarde terecht gekwalificeerd als "Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.60, eerste lid, van de Wet Milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd" en dit aangemerkt als meerdaadse samenloop, doch had het Hof voor deze feiten één straf moeten opleggen, in plaats van twee.
AG Machielse:
Voor zover het middel erover klaagt dat het hof ten onrechte straf heeft opgelegd voor een feit dat op 27 maart 2006 zou hebben plaatsgevonden, verwijs ik naar mijn bespreking van het derde middel.
Overtreding van het in het eerste lid van artikel 10.60 Wet milieubeheer voorgeschrevene is ingevolge artikel 1a lid 1 jo artikel 2 WED een misdrijf als zij opzettelijk is begaan. Het hof heeft veroordeeld voor de opzettelijke overtreding van artikel 10.60 Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Ten tijde van het bewezenverklaarde luidde artikel 10.60 Wet milieubeheer aldus: “Het is verboden handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de EEG-verordening overbrenging van afvalstoffen.”
Nu het hof heeft vastgesteld dat verdachte op twee onderscheiden data handelingen heeft verricht in strijd met artikel 26 lid 1 van Verordening 259/93 heeft het hof terecht het bewezenverklaarde als meerdaadse samenloop aangemerkt. Maar het hof had voor die feiten slechts één straf moeten opleggen. De Hoge Raad kan bewerkstelligen wat het hof heeft verzuimd.
De Hoge Raad leest de bestreden uitspraak verbeterd in die zin dat het Hof de verdachte heeft veroordeeld tot de betaling van één geldboete van € 15.000,-. Daardoor komt aan het middel, voor zover dat klaagt over de strafoplegging, de feitelijke grondslag te ontvallen zodat het niet tot cassatie kan leiden.
Beslissing
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete, vermindert de geldboete in die zin dat deze € 13.500,- bedraagt en verwerpt het beroep voor het overige.
Lees hier de volledige uitspraak.