Een (gestelde) hypo leidt niet tot de afwezigheid van opzet

Gerechtshof Den Haag 29 juli 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2733

Op zaterdagmiddag 2 februari 2019 zijn de verdachte en zijn echtgenote (met hun baby) in de vestiging van winkelbedrijf Hornbach te Den Haag. Zij doen daar boodschappen. Op enig moment trekt hun gedrag de aandacht van beveiligingsmedewerker naam beveiligingsmedewerker. Hij neemt waar op live camerabeelden dat zij handelingen verrichten die kunnen duiden op een op handen zijnde oplichting: er wordt een videodeurbel en een deurmat gepakt; vervolgens worden de etiketten/stickers op deze goederen vervangen, al dan niet “overgeplakt”, met steeds een ander etiket dat is losgepeuterd van andere, goedkopere, goederen (een pvc-buis en een trapmatje). Kortom: ze wilden kennelijk de in bezit zijnde producten afrekenen als ware het andere en goedkopere producten. Het echtpaar loopt naar de kassa en rekent af. Op dat moment stuurt naam beveiligingsmedewerker een collega naar die kassa om deze aankoop te controleren aan de hand van de kassabon.

Het vermoeden van naam beveiligingsmedewerker bleek juist te zijn: de videodeurbel met een verkoopprijs van € 249 was aangeslagen als een pvc-buis (€ 12,10) en de deurmat met een verkoopprijs van € 62,95 als een trapmat (€ 4,45). De verdachte en zijn vrouw worden aangehouden. De goederen gaan retour en het afgerekende bedrag wordt aan hen terugbetaald.

De feitelijke handelingen van de verdachte betreffende de afgerekende goederen kunnen zonder meer als oplichtingsmiddelen worden geduid. Dat staat ook niet ter discussie en wordt met zoveel woorden door de verdachte en de verdediging erkend. Deze handelingen zijn duidelijk te zien op beelden die zowel de beveiliger als later een verbalisant hebben omschreven.

Standpunten

De advocaat-generaal stelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten oplichting van de Hornbach, met als kanttekening dat medeplegen (samen met zijn echtgenote) niet kan worden bewezen.

De verdediging bepleit vrijspraak en motiveert dat als volgt.

Allereerst kan niet worden volgehouden dat het juist de vaststaande oplichtingsmiddelen zijn geweest die de Hornbach tot afgifte van de goederen heeft bewogen. De beveiliger had immers al in de gaten wat het echtpaar aan het doen was en de wetenschap van de op handen zijnde oplichting maakt dat een voltooide oplichting vanaf dat moment niet meer mogelijk was. Voor zover de kassière dit ten tijde van het afrekenen (nog) niet wist, is dat niet van belang: de rechtspersoon Hornbach met de beveiliger als “bezitter” van de belastende wetenschap, geldt in deze als “een en al ondeelbaar”. Daarnaast was deze op handen zijnde oplichting dermate opzichtig/doorzichtig dat de kassière dat meteen had moeten doorzien.

Subsidiair is geen sprake geweest van enig opzet. De verdachte lijdt aan diabetes en had tijdens het winkelen onverwachts -en voor hem toen niet kenbaar- een zogenaamde “hypo”; hij was daardoor zichzelf niet, kan zich het incident niet herinneren, wist niet wat hij deed.

Meer subsidiair moet de verdachte in elk geval worden vrijgesproken van het medeplegen. Zijn echtgenote is namelijk onherroepelijk vrijgesproken voor betrokkenheid bij dit feit.

De beoordeling

Zoals reeds geoordeeld: de aan de verdachte in de tenlastelegging toegeschreven oplichtingsmiddelen staan vast. Ook mag het er voor worden gehouden dat deze handelingen geschikt waren om de Hornbach op te lichten. Het gaat om de vraag of de oplichting voltooid is en of het opzet van de verdachte daar ook op was gericht.

Vanzelfsprekend is oplichting niet mogelijk, de raadsman heeft dat terecht aangevoerd, indien de op te lichten persoon reeds op de hoogte is van de beoogde oplichting. Iemand kan niet worden misleid als hij op de hoogte is van de andersluidende waarheid. Die omstandigheid doet zich in deze zaak echter niet voor. De beveiliger had wel dat vermoeden maar niet is gebleken dat de kassière die de (gemanipuleerde) goederen afrekende, ervan wist. Zij is als medewerkster van de Hornbach misleid en opgelicht. Weliswaar was het af te rekenen totaalbedrag opvallend lager dan de werkelijke koopprijs van beide goederen en ging het ook nog eens om –in elk geval wat de videobel betrof- andersoortige goederen, maar die omstandigheden kunnen de verdachte niet baten. Reeds naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren de gedragingen van de verdachte en zijn echtgenote gericht op voltooiing van de oplichting. Evenmin vereist de in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid dat de kassière, het beoogd slachtoffer, deze onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien, gelet op de aard en uitvoering van deze oplichting en de omstandigheden waaronder deze is verricht. De oplichtingsmiddelen waren bijzonder behendig, doortrapt en gecalculeerd en afgaande op het gegeven dat het echtpaar in de winkel, na het eerste “verstickeren”, minutenlang praat met een anderen, in rust uitgevoerd.

De raadsman kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat een voltooide oplichting van de Hornbach niet mogelijk was reeds omdat de beveiliger van de spreekwoordelijke hoed en de rand wist. Zoals overwogen: het is de kassière geweest die -in haar hoedanigheid als medewerkster van de Hornbach- is opgelicht. Kennis van een andere medewerker omtrent de door de verdachte gepresenteerde onjuiste voorstelling van zaken is daarbij, behoudens niet gebleken bijzondere omstandigheden, niet van belang.

Dan het opzet van de verdachte. Dat zou volgens de verdediging afwezig zijn vanwege medische redenen: de gevolgen van het in de winkel ondergaan van een hypo waardoor de verdachte niet meer wist wat hij deed. Het verweer wordt verworpen.

Het staat vast dat de verdachte lijdt aan diabetes. Het hof wil aannemen dat hij in de winkel opeens getroffen werd door een hypo. Het tekort aan bloedsuikerwaarden heeft de verdachte vervolgens aangepakt, zo verklaart hij bij de politie: hij heeft in de winkel “gelijk snoepjes naar binnen gewerkt”. Anders dan naar voren gebracht was de verdachte zich dus wel bewust van zijn hypo en hadden voorts de snoepjes kennelijk het gewenste effect. Niet blijkt dat verdachtes echtgenote er iets van heeft gemerkt dat de verdachte het warm kreeg en trilde (de effecten die een hypo volgens de verdachte op hem heeft) en voorts heeft de verdachte blijkens de beelden ruim drie minuten staan praten met een winkelmedewerker voordat hij “aan de slag” ging met het in werk zetten van de beoogde oplichting. De verdachte is circa een uur na het betreden van het winkelpand door de beveiliger overgedragen aan de politie. Al die tijd is niet gebleken, en ook niet gerelateerd, dat sprake zou zijn geweest van (nadelige effecten van) een hypo.

Het handelen van de verdachte, te zien op de beelden, heeft naar uiterlijke verschijningsvorm alles weg van iemand die gecontroleerd, rustig, en gecalculeerd te werk gaat.

Bij de politie verklaart de verdachte, nog voordat hij met de beelden werd geconfronteerd, vrij gedetailleerd over de gebeurtenissen in de winkel met inbegrip van de interacties tussen hem en zijn echtgenote. Ook haalt hij –kennelijk spontaan- het gesprek aan dat hij minutenlang heeft gevoerd met eerdergenoemd bevriend stelletje.

Dit alles doet in doorslaggevende mate afbreuk aan de juistheid van zijn bewering dat hij volkomen onwetend was, machteloos als het ware, ten tijde van de oplichting en de uitvoerige voorbereiding ervan.

Dat leidt het hof tot het oordeel dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.

Resteert de vraag of de verdachte de oplichting samen met zijn echtgenote heeft begaan. Dat is het geval.

Uit de beelden valt zonder meer een samenspel, afstemming en inwisselbare taakverdeling te zien tussen de verdachte en zijn echtgenote. Deze duidelijk gezamenlijke uitvoeringshandelingen hebben geleid tot het welslagen van de beoogde oplichting. Dat zijn echtgenote kennelijk inmiddels in eerste aanleg onherroepelijk is vrijgesproken van betrokkenheid bij deze oplichting doet aan deze eigen bevindingen van het hof niet af.

Bewezenverklaring

  • Medeplegen van oplichting

Strafoplegging

  • geldboete van € 350

  • voorwaardelijke taakstraf van 40 uur met een proeftijd van 1 jaar

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^