EHRM: Ambtshalve horen van verdachte en getuige bij veroordeling in hoger beroep na vrijspraak eerste aanleg?

EHRM 8 juli 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0708JUD002090315 (Maestri e.a. t. Italië)

De rechtbank in eerste aanleg heeft in een strafzaak over fraude met EU-melkquota zes verdachten veroordeeld voor fraude. Het Hof van Beroep bevestigde de veroordeling, maar bevond de verdachten tevens schuldig aan criminele samenzwering. De feiten werden juridisch anders gekwalificeerd, zonder dat er een nieuwe vaststelling van feiten heeft plaatsgevonden en zonder dat getuigen opnieuw werden gehoord.

De veroordeling in eerste aanleg was mede gebaseerd op een aantal verklaringen van getuigen die betrekking hadden op de werkwijze van klagers. In hoger beroep is de uitspraak in eerste aanleg gedeeltelijk aangepast. Het Hof van Beroep achtte de veroordeling terecht, maar was ontevreden over de manier waarop de feitenvaststelling en de juridische kwalificatie van de feiten waren onderbouwd. Op dit punt vulde het Hof van Beroep de uitspraak aan. Dit deed het op basis van de informatie die in eerste aanleg was vastgesteld, zonder een nieuwe zitting te gelasten waarbij de getuigen opnieuw werden gehoord.

Het niet opnieuw horen van getuigen had volgens het EHRM de klagers niet in de verdediging geschaad. Het Hof van Beroep had enkel een andere juridische interpretatie gegeven aan de feiten die al door de rechtbank in eerste aanleg waren vastgesteld, waardoor zij tot een andere conclusie was gekomen met betrekking tot de bestanddelen van het misdrijf criminele samenzwering.

Het EHRM diende na te gaan of het Hof van Beroep tot deze conclusie kon komen met het oog op het recht op een eerlijk proces.

Het Hof van Beroep is overeenkomstig het Wetboek van Strafvordering bevoegd om na onderzoek van de zaak een nieuwe beslissing te geven met betrekking tot de feiten en de veroordeling van de verdachten. Binnen de grenzen van wat partijen in hun grieven hebben aangevoerd kan zij besluiten de uitspraak van de lagere rechter te handhaven of te vernietigen. Bovendien kan zij de juridische kwalificatie van de feiten wijzigen en eventueel een zwaardere maatregel of straf opleggen.

Het EHRM moet beoordelen of de klagers voldoende gelegenheid hebben gehad om te worden gehoord en hun eigen verweermiddelen aan te voeren voor het Hof van Beroep. Klagers waren bij de terechtzitting in eerste aanleg aanwezig en hadden zich laten vertegenwoordigen door advocaten. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep zijn klagers echter niet verschenen, ondanks dat zij waren opgeroepen. Zij zouden dan ook afstand hebben gedaan van hun recht om deel te nemen aan de terechtzitting voor het Hof van Beroep.

Het feit dat klagers niet aanwezig waren bij de zitting betekende niet dat de klagers afstand hebben gedaan van hun recht om door het Hof van Beroep te worden gehoord. Naar Italiaans recht komt een dagvaarding om op de terechtzitting te verschijnen niet neer op een bevel om voor het Hof van Beroep te getuigen. Klagers hebben geen uitdrukkelijk afstand gedaan van hun recht om door het Hof van Beroep te worden gehoord, aangezien een dergelijke afstand zelfs naar nationaal recht enkel mogelijk zou zijn geweest als hen was bevolen bewijs te leveren en zij dit niet hadden gedaan of indien zij niet waren verschenen op een speciaal hiervoor bedoelde zitting.

Het EHRM oordeelt dat het Hof van Beroep gehouden was getuigen opnieuw te verhoren en de klagers ter zitting te horen. Gelet op de gehele procedure, de rol van het Hof van Beroep en de aard van de te beoordelen problematiek, is het feit dat de klagers zijn veroordeeld voor criminele samenzwering, zonder dat zij de mogelijkheid hebben gekregen om hun argumenten betreffende hun (on)schuld naar voren te brengen niet verenigbaar met het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM.

Een van de klagers, Ms Maestri, was in eerste aanleg vrijgesproken van alle aanklachten tegen haar. De rechtbank was van oordeel dat zij de boekhouding van de bij de fraude betrokken vennootschappen had bijgehouden volgens de instructies van de bewindvoerders en zelf geen actieve rol had gespeeld in de activiteiten.

Het Hof van Beroep vernietigde deze uitspraak en achtte Maestri schuldig, nadat uit gedetailleerde omschrijvingen van de werkzaamheden van Maestri was gebleken dat zij een proactieve rol had gespeeld bij het bestuur van de vennootschappen. Door geen nieuwe beoordeling te geven aan de getuigenverhoren of de verklaring van Maestri alvorens de uitspraak in eerste aanleg te vernietigen, heeft het haar verdedigingsrecht aanzienlijk ingeperkt.

Het Hof concludeerde dat de strafrechtelijke procedure tegen Meastri over het geheel in strijd was met het recht op een eerlijk proces en er een schending was van artikel 6, lid 1 EVRM.

Lees hier de volledige uitspraak.

 

, , , ,
Print Friendly and PDF ^