EHRM gaat in op voorwaarden die gelden bij bescherming van klokkenluiders

EHRM 14 februari 2023, Application no. 21884/18 (Halet v Luxembourg, LuxLeaks)

Op 14 februari 2023 heeft de Grote Kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een arrest gewezen dat zowel zeer instructief als beschermend is voor klokkenluiders die aanspraak maken op bescherming van hun recht op vrijheid van meningsuiting en informatie zoals gewaarborgd onder artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Grote Kamer bouwt voort op haar eerdere rechtspraak en integreert de ontwikkelingen die zich sinds het arrest Guja/Moldavië uit 2008 hebben voorgedaan, met name in het licht van het huidige Europese en internationale rechtskader.

Het arrest benadrukt de plaats die klokkenluiders op dit moment innemen in democratische samenlevingen en hun leidende rol door informatie aan het licht te brengen die van algemeen belang is. In dit verband verwijst het arrest van de Grote kamer naar de EU-richtlijn (2019/1937) van 23 oktober 2019 betreffende de bescherming van personen die schendingen van het recht van de Unie melden en de aanbeveling (CM/Rec(2014)7) betreffende de bescherming van klokkenluiders die het Comité van ministers van de Raad van Europa op 30 april 2014 heeft aangenomen.

Van Kamer naar Grote Kamer

De zaak gaat over een van de klokkenluiders die vertrouwelijke documenten lekte die leidden tot het LuxLeaks-schandaal. Bijna twee jaar geleden vond de derde sectiekamer van het EHRM op 11 mei 2021 geen schending van de rechten van de klokkenluider in deze zaak, zij het met een stevige dissenting opinion van de Belgische en de Albanese rechters (Lemmens en Pavli).

Het arrest van de kamer in 2021 veroorzaakte grote onrust onder deskundigen op het gebied van de bescherming van klokkenluiders en mediavrijheid, en met name het Whistleblowing International Network (WIN) uitte zijn bezorgdheid over het oordeel van de derde kamer. Op verzoek van de klokkenluider werd de zaak vervolgens verwezen naar de Grote Kamer. Leden van WIN, het Maison de Lanceurs d'Alerte in Frankrijk, het Whistleblower-Netzwerk in Duitsland en Media Defence hebben zich met opmerkingen van derden in de zaak gemengd.

Uitspraak Grote Kamer

In haar arrest van 14 februari 2023 stelt de Grote Kamer met een meerderheid van twaalf tegen vijf stemmen een schending van het recht van de klokkenluider op grond van artikel 10 EVRM vast. De Grote Kamer oordeelt dat het publieke belang van het lekken van de gegevens zwaarder woog dan het schadelijke effect ervan. Volgens het Whistleblowing International Network (WIN) is de uitspraak "een belangrijke overwinning voor klokkenluiders die handelen in het algemeen belang en toont het aan dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een bastion blijft voor de bescherming van klokkenluiden als een kwestie van vrijheid van meningsuiting. Dit is cruciaal in een tijd waarin veel EU-lidstaten er niet in slagen wetten aan te nemen om de nieuwe EU-richtlijn inzake de bescherming van klokkenluiders effectief om te zetten, waarbij sommige lidstaten duidelijk een stap terug doen (...). De uitspraak van de Grote Kamer wordt beschouwd als "een positieve stap in de goede richting voor de bescherming van klokkenluiders en het recht op informatie van het publiek in Europa".

LuxLeaks

De zaak gaat terug tot de onthullingen van LuxLeaks in 2012-2014, waarbij voordelige belastingovereenkomsten tussen multinationals en de Luxemburgse belastingdienst aan het licht kwamen. Na onthullingen in de media over de praktijken van dergelijke advance tax rulings ("ATA's") in Luxemburg op basis van een grote hoeveelheid door klokkenluider Antoine Deltour gelekte documenten, had een andere werknemer van het bedrijf PricewaterhouseCoopers (PwC), Raphaël Halet, een aantal aanvullende vertrouwelijke documenten aan een journalist overhandigd, waarin nog meer bewijs van ATA's werd geleverd.

Sommige van deze uitgelekte documenten werden getoond in een televisieprogramma en later door een vereniging van journalisten, het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ), online geplaatst. Na een klacht van zijn werkgever is Halet door het Luxemburgse Hof van Beroep veroordeeld tot betaling van een strafrechtelijke geldboete van 1.000 euro en tot betaling van een symbolisch bedrag van 1 euro ter vergoeding van de immateriële schade die zijn werkgever PwC heeft geleden.

Halet werd veroordeeld voor diefstal, frauduleuze initiële of voortgezette toegang tot een systeem voor gegevensverwerking of geautomatiseerde transmissie, schending van het beroepsgeheim en het witwassen van de opbrengsten van diefstal van zijn werkgever. Inmiddels is hij ook uit zijn functie bij PwC ontslagen. Nadat alle nationale rechtsmiddelen waren uitgeput en de derde kamer van het EHRM geen schending van Halets rechten op grond van artikel 10 EVRM had vastgesteld, werd de zaak verwezen naar de grote kamer van het EHRM.

In het arrest van de Grote Kamer wordt uitgebreid beargumenteerd waarom de inmenging van de Luxemburgse autoriteiten in het recht van Halet als klokkenluider in strijd was met artikel 10 EVRM. Zij oordeelt dat de betrokken inmenging bij wet is voorgeschreven en een legitiem doel nastreeft, namelijk de bescherming van de reputatie of de rechten van anderen, in het bijzonder de bescherming van de reputatie en de rechten van PwC. Maar de inmenging in de vorm van een strafrechtelijke sanctie voldeed niet aan de maatstaf van noodzakelijkheid in een democratische samenleving.

Klokkenluiders die handelen in het algemeen belang

Eerst herhaalt het EHRM dat de bescherming van de vrijheid van meningsuiting op de werkplek een consistente en gevestigde benadering vormt in zijn rechtspraak, waarin geleidelijk een vereiste van speciale bescherming is vastgesteld die, onder bepaalde voorwaarden, beschikbaar moet zijn voor ambtenaren (in de publieke sector) en werknemers (in de private sector) die, in strijd met de op hen toepasselijke regels, vertrouwelijke informatie die zij op hun werkplek hebben verkregen, openbaar maken. De beschermingsregeling voor de vrijheid van meningsuiting van klokkenluiders zal waarschijnlijk worden toegepast wanneer de betrokken werknemer of ambtenaar de enige persoon is, of deel uitmaakt van een kleine categorie personen, die weet wat er op het werk gebeurt en dus het best in het algemeen belang kan handelen door de werkgever of het grote publiek te waarschuwen.

De bescherming die klokkenluiders krachtens artikel 10 EVRM genieten, is gebaseerd op de noodzaak rekening te houden met de specifieke kenmerken van het bestaan van een arbeidsrelatie: enerzijds de plicht tot loyaliteit, terughoudendheid en discretie die inherent is aan de ondergeschikte relatie die daaruit voortvloeit, en, in voorkomend geval, de verplichting tot naleving van een wettelijke geheimhoudingsplicht; anderzijds de economische kwetsbaarheid ten opzichte van de persoon, de openbare instelling of de onderneming waarvan zij voor hun werk afhankelijk zijn en het risico van vergelding door deze laatste. Onder verwijzing naar de ontwikkelingen sinds het arrest Guja, naar de plaats die klokkenluiders thans innemen in democratische samenlevingen en naar de ontwikkeling van het Europese en internationale rechtskader voor de bescherming van klokkenluiders, grijpt de Grote kamer de gelegenheid aan om de zes in het arrest Guja genoemde criteria te bevestigen, te consolideren en te verfijnen:

(1) whether or not alternative channels for the disclosure were available;
(2) the authenticity of the disclosed information;
(3) whether the whistle-blower acted in good faith;
(4) the public interest in the disclosed information;
(5) the detriment to the employer; and
(6) the severity of the sanction

De verfijnde zes Guja-criteria

(1) Het EHRM bevestigt dat het interne hiërarchische kanaal in beginsel het beste middel is om de loyaliteitsplicht van werknemers te verzoenen met het algemeen belang dat met openbaarmaking is gediend. De rangorde tussen interne en externe meldingskanalen is echter niet absoluut. Dergelijke interne mechanismen moeten bestaan en naar behoren functioneren. Externe melding, met inbegrip van bekendmaking aan journalisten of de media, is aanvaardbaar wanneer het interne meldingskanaal onbetrouwbaar of ondoeltreffend is, wanneer de klokkenluider waarschijnlijk zal worden blootgesteld aan represailles of wanneer de informatie die hij of zij wenst bekend te maken, betrekking heeft op het wezen van de activiteit van de betrokken werkgever.

(2) Wanneer een klokkenluider naarstig stappen heeft ondernomen om, voor zover mogelijk, de authenticiteit van de bekendgemaakte informatie te verifiëren, kan hem of haar de door artikel 10 EVRM verleende bescherming niet worden geweigerd op de enkele grond dat de informatie achteraf onjuist is gebleken. Klokkenluiders die de bescherming van artikel 10 EVRM wensen, dienen zich verantwoordelijk te gedragen door, voor zover mogelijk, de authenticiteit van de door hen openbaar gemaakte informatie na te gaan alvorens deze openbaar te maken.

(3) Met betrekking tot het criterium van goede trouw bevestigt het EHRM dat het bij de beoordeling van de goede trouw van een aanvrager nagaat of hij of zij werd gemotiveerd door een verlangen naar persoonlijk voordeel, een persoonlijke grief had tegen zijn of haar werkgever, of dat er andere bijbedoelingen waren voor de relevante acties. Goede trouw kan worden aanvaard wanneer een klokkenluider geloofde dat de openbaar gemaakte informatie waar was en dat het in het algemeen belang was om deze openbaar te maken. Wanneer beschuldigingen daarentegen gebaseerd zijn op een louter gerucht, zonder enig bewijsmateriaal, wordt een klokkenluider niet geacht te goeder trouw te hebben gehandeld.

(4) De meest innovatieve "verfijning" van de Guja-beginselen is die van het criterium dat de onthulling van openbaar belang moet zijn. De Grote Kamer verduidelijkt dat het scala van informatie van algemeen belang die het klokkenluiden kan rechtvaardigen dat onder artikel 10 EVRM valt, de onthulling omvat van onwettige handelingen, praktijken of gedragingen op de werkplek, of van handelingen, praktijken of gedragingen die, hoewel wettig, laakbaar zijn.

Daarnaast kan het ook gaan om bepaalde informatie die betrekking heeft op het functioneren van de overheid in een democratische samenleving en een openbaar debat op gang brengt, waardoor een controverse ontstaat die bij het publiek een legitiem belang kan doen ontstaan om kennis te nemen van de informatie, zodat het zich met kennis van zaken kan uitspreken over de vraag of deze al dan niet schade toebrengt aan het openbaar belang. En hoewel informatie die als van openbaar belang kan worden beschouwd in beginsel betrekking heeft op overheden of overheidsorganen, kan zij ook betrekking hebben op het gedrag van particulieren, zoals ondernemingen, die zich onvermijdelijk en bewust blootstellen aan een nauwgezette controle van hun handelingen. Het EHRM benadrukt dat het openbaar belang van informatie niet alleen op nationaal niveau kan worden beoordeeld, aangezien bepaalde soorten informatie van openbaar belang kunnen zijn op supranationaal - Europees of internationaal - niveau, of voor andere staten en hun burgers. Hij wijst er ook op dat in de context van klokkenluiden het openbaar belang bij de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie zal afnemen naargelang de openbaar gemaakte informatie betrekking heeft op onwettige handelingen of praktijken, laakbare handelingen, praktijken of gedragingen of op een aangelegenheid die een debat op gang brengt dat aanleiding geeft tot controverse over de vraag of het openbaar belang al dan niet wordt geschaad.

(5) Het algemeen belang van de bekendgemaakte informatie moet ook worden afgewogen tegen de schade voor de werkgever. Het EHRM herhaalt dat het criterium van benadeling van de werkgever aanvankelijk werd ontwikkeld met betrekking tot overheden of overheidsbedrijven: de schade in kwestie was toen, evenals het belang bij de openbaarmaking van informatie, van openbare aard. Wanneer het echter gaat om de openbaarmaking van informatie die in het kader van een arbeidsverhouding is verkregen, kunnen ook particuliere belangen worden geschaad, bijvoorbeeld door een particuliere onderneming of werkgever op grond van haar activiteiten aan de kaak te stellen en haar, en in bepaalde gevallen ook derden, financiële en/of reputatieschade toe te brengen. Volgens het EHRM moeten de voorwaarden voor de afweging tussen de in het geding zijnde concurrerende belangen worden verfijnd.

(6) Met betrekking tot het laatste criterium herhaalt het EHRM dat de aard en de zwaarte van de sancties, alsmede het cumulatieve effect van de verschillende sancties die aan een klokkenluider zijn opgelegd, factoren zijn waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de evenredigheid van een inmenging in het recht op vrijheid van meningsuiting.

Bij de toepassing van deze beginselen en criteria op de onderhavige zaak komt de Grote kamer tot de conclusie dat met name in het arrest van het Luxemburgse Hof van Beroep het algemeen belang van de openbaar gemaakte informatie en de nadelige gevolgen van de openbaarmaking niet goed tegen elkaar zijn afgewogen.

Externe melding van authentieke informatie, te goeder trouw

Er was geen discussie dat alleen een rechtstreeks beroep op een extern meldingskanaal voor Halet een doeltreffend waarschuwingsmiddel was. Het EHRM is van oordeel dat de fiscale optimalisatiepraktijken ten voordele van grote multinationale ondernemingen en de belastingaangiften die Halet's werkgever voor de Luxemburgse belastingautoriteiten opstelde ten behoeve van zijn klanten, in Luxemburg legaal waren. Er was dus geen sprake van onrechtmatigheden in de zin van de wet die een poging van Halet zouden rechtvaardigen om de hiërarchie van PwC te waarschuwen teneinde een einde te maken aan activiteiten die de normale activiteit van zijn werkgever vormen. In een dergelijke situatie kan alleen een rechtstreeks beroep op een extern meldingskanaal een doeltreffend waarschuwingsmiddel zijn. In bepaalde omstandigheden kan het gebruik van de media zelfs een voorwaarde zijn voor een effectieve klokkenluidersregeling. Daarom was het informeren van het publiek via de media in dit geval het enige realistische alternatief om de waarschuwing te doen uitgaan. Ook bestond er geen twijfel over dat de aan een journalist gelekte documenten nauwkeurig en authentiek waren en dat Halet te goeder trouw handelde toen hij de betrokken onthullingen deed.

Openbaar belang

Het belangrijkste is dat de Grote Kamer vindt dat het Luxemburgse Hof van Beroep een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het publieke belang van de openbaar gemaakte informatie.

Het Hof verduidelijkt dat het enkele feit dat er al een publiek debat gaande was over belastingpraktijken in Luxemburg toen Halet de gewraakte informatie bekendmaakte, op zich niet kan uitsluiten dat deze informatie van publiek belang was. Zij verwijst naar het feit dat het LuxLeaks-schandaal heeft geleid tot een controverse over de belastingpraktijken van ondernemingen in Europa en naar het rechtmatige belang van het publiek om daarvan op de hoogte te zijn. De Grote kamer benadrukt dat het doel van klokkenluiden niet alleen is om informatie van openbaar belang aan het licht te brengen en onder de aandacht te brengen, maar ook om verandering te brengen in de situatie waarop die informatie betrekking heeft, in voorkomend geval door ervoor te zorgen dat de bevoegde overheidsinstanties of de betrokken particulieren, zoals ondernemingen, corrigerende maatregelen nemen. Daarom is het soms nodig dat over hetzelfde onderwerp meermaals alarm wordt geslagen voordat de klachten daadwerkelijk door de overheid worden behandeld, of om de samenleving als geheel te mobiliseren en in staat te stellen een grotere waakzaamheid aan de dag te leggen. Het feit dat een debat over de praktijken van belastingontwijking en belastingoptimalisatie in Luxemburg reeds aan de gang was toen de bestreden documenten openbaar werden gemaakt, kan dus niet volstaan om de relevantie van deze documenten te verminderen.

Bovendien kan het gewicht van het algemeen belang dat aan de uitgelekte ATA's wordt gehecht, niet los worden gezien van de plaats die multinationale ondernemingen thans economisch en sociaal innemen. De rol van de belastinginkomsten in de economieën en begrotingen van de staten en de aanzienlijke uitdagingen die zich aandienen.

Slechts relatief nadelig effect

Het EHRM wijst erop dat het niet voorbij kan gaan aan het feit dat de gewraakte openbaarmaking plaatsvond door diefstal van gegevens en een schending van het beroepsgeheim waaraan Halet gebonden was, maar het verwijst tegelijkertijd naar het relatieve gewicht van de openbaar gemaakte informatie, de aard ervan en de omvang van het aan de openbaarmaking ervan verbonden risico. De Grote kamer erkent dat PwC enige reputatieschade heeft geleden, met name bij haar klanten, aangezien de gewraakte openbaarmaking vragen had kunnen doen rijzen over haar vermogen om de vertrouwelijkheid van de haar toevertrouwde financiële gegevens en de voor hun rekening verrichte fiscale activiteiten te waarborgen. Er waren echter geen aanwijzingen voor schade op langere termijn. Met betrekking tot de klanten van PwC erkent het EHRM, gezien de media- en politieke repercussies die volgden op de openbaarmaking van de belastingaangiften in kwestie, dat de openbaarmaking ervan ten minste tot op zekere hoogte schadelijk had kunnen zijn voor de particuliere belangen en de reputatie van de multinationale ondernemingen waarvan de namen aan het grote publiek werden onthuld. Het EHRM erkent ook het publieke belang van de instandhouding van het beroepsgeheim, voor zover dit tot doel heeft de geloofwaardigheid van bepaalde beroepen te waarborgen door een vertrouwensrelatie tussen beroepsbeoefenaren en hun cliënten te bevorderen, terwijl het tegelijkertijd een beginsel van openbare orde is waarvan schending strafrechtelijk kan worden bestraft. Het EHRM is echter van oordeel dat het publieke debat over de fiscale praktijken van multinationale ondernemingen, waaraan de door Halet openbaar gemaakte informatie een essentiële bijdrage heeft geleverd, en het publieke belang van de openbaarmaking van die informatie zwaarder wegen dan alle nadelige gevolgen.

Chilling effect

Tot slot overweegt het EHRM de aard en de zwaarte van de sancties die Halet zijn opgelegd. Na te zijn ontslagen door zijn werkgever, weliswaar na opzegging, is Halet ook vervolgd en aan het einde van een strafprocedure die veel media-aandacht kreeg, veroordeeld tot een boete van 1.000 euro. Gelet op het chilling effect van een strafrechtelijke sanctie op de vrijheid van meningsuiting van Halet of elke andere klokkenluider, en met name gelet op de conclusie na afweging van de betrokken belangen, is de Grote Kamer van oordeel dat de strafrechtelijke veroordeling van Halet niet als evenredig kan worden beschouwd in het licht van het nagestreefde legitieme doel. Daarom concludeert het EHRM dat de inmenging in Halets recht op vrijheid van meningsuiting, in het bijzonder zijn vrijheid om informatie te verstrekken, niet "noodzakelijk was in een democratische samenleving". Er is dus sprake van een schending van artikel 10 EVRM.

Vijf dissenting judges

Vier andere rechters stellen dat de nationale rechterlijke instanties in deze zaak rekening hebben gehouden met al het bewijsmateriaal, waaronder de feitelijke context en de criteria van de Guja-rechtspraak, en dat zij al deze elementen hebben afgewogen. Daarom zijn de vier dissenters van mening dat de Luxemburgse rechters, door Halet de volledige bescherming van de klokkenluidersstatus te weigeren, binnen hun beoordelingsmarge zijn gebleven en dat de inmenging in de rechten van Halet niet in strijd was met artikel 10 EVRM. De (voormalige) Deense rechter verzet zich in een afzonderlijke dissenting opinion tegen de verdere uitwerking door de Grote Kamer van het criterium betreffende het algemeen belang van de openbaar gemaakte informatie. Hij is het er met name niet mee eens dat dit begrip ook zou kunnen slaan op "een zaak die een debat op gang brengt dat aanleiding geeft tot controverse over de vraag of er al dan niet sprake is van schade aan het openbaar belang".

Commentaar

De sterke bescherming die artikel 10 EVRM klokkenluiders biedt, bevestigt de aanpak van het EHRM die tot uiting komt in zijn baanbrekende arresten over klokkenluidersbescherming zoals in Guja tegen Moldavië, Kudeshkina tegen Rusland, Heinisch tegen Duitsland en Bucur en Toma tegen Roemenië. De persdienst van het EHRM heeft de uitspraak van de Grote Kamer in de zaak Halet tegen Luxemburg ook aangegrepen om zijn jurisprudentie te presenteren in een nieuwe factsheet over "Klokkenluiders en de vrijheid om informatie te verstrekken en te ontvangen".

Het belangrijkste is dat de Grote Kamer de reikwijdte van het cruciale begrip "openbaar belang" heeft uitgebreid, zodat niet alleen de melding door een werknemer (of ambtenaar) van onwettige handelingen of handelingen die, hoewel wettig, "laakbaar" zijn, daaronder valt, maar ook "bepaalde informatie die betrekking heeft op het functioneren van de overheid in een democratische samenleving en een openbaar debat op gang brengt, waardoor een controverse ontstaat die bij het publiek een rechtmatig belang kan doen ontstaan om van die informatie kennis te nemen, zodat het zich met kennis van zaken kan uitspreken over de vraag of die informatie al dan niet schade toebrengt aan het openbaar belang" (punt 138).

Zoals in de meeste van zijn arresten over de bescherming van klokkenluiders verwijst het EHRM naar het (risico op) chilling effect van de inmenging in het recht van Halet op grond van artikel 10 EVRM, terwijl het erop wijst dat de nationale rechter dit aspect op geen enkele wijze in aanmerking heeft genomen. De Grote Kamer herhaalt dat vanwege de essentiële rol van klokkenluiders "elke ongepaste beperking van de vrijheid van meningsuiting daadwerkelijk het risico inhoudt dat elke toekomstige onthulling door klokkenluiders van informatie waarvan de openbaarmaking in het algemeen belang is, wordt belemmerd of verlamd, doordat hen ervan wordt weerhouden onwettig of twijfelachtig gedrag te melden" (punt 204).

Het is interessant dat het EHRM met dit citaat uit zijn arrest in de zaak Görmüş e.a. tegen Turkije de link legt met de indirecte bescherming van klokkenluiders op basis van het recht van journalisten om hun bronnen niet bekend te maken en de bescherming van journalisten tegen huiszoeking en inbeslagname van hun documenten en gegevens. In de zaak Gormus oordeelde het EHRM dat de doorzoeking van de lokalen van een tijdschrift, de overdracht op externe schijven van de volledige inhoud van de computers en de opslag ervan door het openbaar ministerie de bescherming van journalistieke bronnen duidelijk hadden ondermijnd. Het EHRM merkte op dat deze interventie waarschijnlijk niet alleen zeer negatieve gevolgen zou hebben voor de relaties van de journalisten in kwestie met hun bronnen, maar ook een ernstig chilling effect zou kunnen hebben op andere journalisten "of andere klokkenluiders" die staatsambtenaren waren, en hen zou kunnen ontmoedigen om wangedrag of controversiële handelingen van overheidsinstanties te melden.

Het arrest van de Grote kamer in de zaak Halet tegen Luxemburg toont opnieuw aan dat de bescherming van klokkenluiders niet alleen indirect wordt beschermd door artikel 10 EVRM via het recht van journalisten om hun bronnen te beschermen, een recht dat helpt om de anonimiteit te waarborgen van klokkenluiders die niet willen dat hun identiteit bekend wordt gemaakt uit angst voor vervolging, ontslag, vergelding of andere schadelijke gevolgen voor henzelf of hun omgeving.

Het arrest Halet tegen Luxemburg, 15 jaar na Guja tegen Moldavië, bevestigt en versterkt de directe en krachtige bescherming van klokkenluiders onder artikel 10 EVRM. Vanwege het bindende karakter van het EVRM valt te verwachten dat er op nationaal niveau niet langer zal worden geaarzeld om de rechten van klokkenluiders te eerbiedigen volgens de in het arrest Halet/Luxemburg ontwikkelde en verfijnde normen.

Zowel op het niveau van de EU als van de Raad van Europa worden initiatieven voorbereid tegen SLAPP's, Strategic Lawsuits Against Public Participation, en worden maatregelen voorgesteld die klokkenluiders, als personen die zich bezighouden met publieke participatie, extra bescherming bieden tegen onrechtmatige vorderingen of rechtszaken die hun rechten uit hoofde van artikel 10 EVRM niet eerbiedigen. Door deze verschillende lagen van bescherming te garanderen en uit te voeren is artikel 10 EVRM de fundamentele rechtsgrondslag geworden ter ondersteuning van "klokkenluiden voor duurzame democratie" in Europa (link).

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^