EHRM herhaalt algemene beginselen inzake de bescherming van journalistieke bronnen
/EHRM 28 november 2024, Application no. 31091/16 (LAUDIA CSIKÓS v. HUNGARY)
"We hebben je telefoon afgeluisterd, wat ga je doen?" De Hongaarse journaliste Klaudia Csikós moest deze vraag, beroemd gesteld door Dr. Dre in 1997, onder ogen zien nadat ze ontdekte dat de Hongaarse autoriteiten haar telefoongesprekken afluisterden om te achterhalen wie haar bronnen binnen de politie waren. Csikós besloot haar zaak voor te leggen aan het EHRM, dat vorige week oordeelde dat het afluisteren van haar telefoon haar rechten onder artikel 8 en 10 van het EVRM schond, vanwege een gebrek aan voldoende procedurele waarborgen rondom dergelijke maatregelen. Het EHRM herhaalde zijn algemene beginselen inzake de bescherming van journalistieke bronnen.
Feiten
Klaudia Csikós, een journalist bij de Hongaarse krant Blikk, beweerde dat haar telefoon werd afgeluisterd door de autoriteiten om haar journalistieke bronnen te onthullen.
De afluistermaatregelen werden goedgekeurd door de Buda Central District Court in het kader van een lopend onderzoek naar een politieagent, T., die werd verdacht van omkoping en machtsmisbruik.
Csikós ontving telefoontjes van T. waarin zij spraken over een moordzaak, en deze gesprekken werden opgenomen.
Csikós publiceerde vervolgens een artikel over de moordzaak, waarna T. werd aangeklaagd voor het delen van geheime informatie met haar.
Klachten
Csikós klaagde dat haar telefoon werd afgeluisterd zonder adequate juridische waarborgen, wat inbreuk maakte op haar rechten onder artikel 8 (recht op eerbiediging van privéleven en correspondentie) en artikel 10 (vrijheid van meningsuiting) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Ze beweerde dat de afluistermaatregelen waren genomen om haar bronnen te onthullen, wat een schending van de bescherming van journalistieke bronnen betekende.
Oordeel van het Hof
Het Hof oordeelde dat er een schending was van zowel artikel 8 als artikel 10 van het EVRM.
Het Hof benadrukte het belang van de bescherming van journalistieke bronnen en vond dat de Hongaarse autoriteiten niet voldoende juridische waarborgen hadden geboden om de rechten van Csikós te beschermen.
Het Hof kende Csikós een schadevergoeding toe van 6.500 euro voor immateriële schade en 7.000 euro voor kosten en uitgaven.
Belangwekkende overwegingen
“49. The Court reiterates that (i) telephone conversations are covered by the notions of “private life” and “correspondence” within the meaning of Article 8, (ii) their monitoring amounts to an interference with the exercise of the rights under Article 8, and (iii) such interference is justified by the terms of paragraph 2 of Article 8 only if it is “in accordance with the law”, pursues one or more of the legitimate aims referred to in paragraph 2 and is “necessary in a democratic society” in order to achieve the aim or aims (see Potoczká and Adamčo v. Slovakia, no. 7286/16, § 69, 12 January 2023).
50. In the context of Article 8, the Court has found that in cases where the legislation permitting secret surveillance is contested before it, the lawfulness of the interference is closely related to the question whether the “necessity” test has been complied with and it is therefore appropriate for the Court to address jointly the “in accordance with the law” and “necessity” requirements. The “quality of the law” in this sense implies that the domestic law must not only be accessible and foreseeable in its application, it must also ensure that secret surveillance measures are applied only when “necessary in a democratic society”, in particular by providing for adequate and effective safeguards and guarantees against abuse (see Roman Zakharov v. Russia [GC], no. 47143/06, § 236, ECHR 2015, and Big Brother Watch and Others v. the United Kingdom [GC], nos. 58170/13 and 2 others, § 334, 25 May 2021).
51. In this connection it should be reiterated that in its case-law on the interception of communications in criminal investigations, the Court has developed the following minimum requirements that should be set out in law in order to avoid abuses of power: (i) the nature of offences which may give rise to an interception order; (ii) a definition of the categories of people liable to have their communications intercepted; (iii) a limit on the duration of interception; (iv) the procedure to be followed for examining, using and storing the data obtained; (v) the precautions to be taken when communicating the data to other parties; and (vi) the circumstances in which intercepted data may or must be erased or destroyed (see Roman Zakharov, cited above, § 231).
52. As regards Article 10, the Court reiterates that the protection of journalistic sources is one of the cornerstones of freedom of the press. Without such protection, sources may be deterred from assisting the press in informing the public about matters of public interest. As a result, the vital public-watchdog role of the press may be undermined, and the ability of the press to provide accurate and reliable information may be adversely affected (see, among other authorities, Goodwin v. the United Kingdom, 27 March 1996, § 39, Reports of Judgments and Decisions 1996‑II, and Sanoma Uitgevers B.V. v. the Netherlands [GC], no. 38224/03, § 50, 14 September 2010).
53. Any interference with the right to protection of journalistic sources must be attended with legal procedural safeguards commensurate with the importance of the principle at stake. First and foremost among these safeguards is the guarantee of a review by a judge or other independent and impartial decision-making body with the power to determine whether a requirement in the public interest overriding the principle of protection of journalistic sources exists prior to the handing over of such material and to prevent unnecessary access to information capable of disclosing the sources’ identity if it does not (see Sanoma Uitgevers B.V., cited above, §§ 88-90).
54. Given the preventive nature of such review, the judge or other independent and impartial body must be in a position to carry out this weighing of the potential risks and respective interests prior to any disclosure and with reference to the material that it is sought to have disclosed so that the arguments of the authorities seeking the disclosure can be assessed properly. The decision to be taken should be governed by clear criteria, including whether a less intrusive measure can suffice to serve the overriding public interests established. It should be open to the judge or other authority to refuse to make a disclosure order or to make a limited or qualified order so as to protect sources from being revealed, whether or not they are specifically named in the withheld material, on the grounds that the communication of such material creates a serious risk of compromising the identity of journalist’s sources. In situations of urgency, a procedure should exist to identify and isolate, prior to the exploitation of the material by the authorities, information that could lead to the identification of sources from information that carries no such risk (see Big Brother Watch and Others, cited above, §§ 444-45, and Sanoma Uitgevers B.V., cited above, § 92).”
Conclusie
De zaak benadrukt het belang van adequate juridische waarborgen bij het toepassen van afluistermaatregelen, vooral wanneer deze maatregelen de bescherming van journalistieke bronnen kunnen ondermijnen. Het Hof vond dat de Hongaarse autoriteiten hierin tekort waren geschoten, wat leidde tot een schending van de rechten van Csikós onder het EVRM.