Nieuwe strafbepalingen over fraude met uitgaven en inkomsten van de Europese Unie

Per 1 oktober zijn relatief “stilletjes” twee nieuwe strafbepalingen in werking getreden. Het gaat om lid 2 van art. 227b Sr en art. 227c Sr. Zij vinden hun achtergrond in de implementatie van de PIF-richtlijn (Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt). Deze richtlijn is mede in het leven geroepen met het oog op fraude met (Europese) openbare aanbestedingen.

Met deze wijziging beoogde de regering de PIF-richtlijn alsnog correct te implementeren, na hierover in een eerder stadium in gebreke te zijn gesteld door de Europese Commissie.

Het tweede lid van art. 227b ziet op het schriftelijk nalaten gegevens te verstrekken die van belang zijn voor de vaststelling van af te dragen middelen aan een overheids- of volkenrechtelijke organisatie (in het bijzonder de EU), terwijl art. 227c ziet op onder meer het mondeling nalaten die gegevens te verstrekken met als gevolg dat EU-middelen worden verminderd. De juridische en taalkundige vormgeving van beide bepalingen verschilt echter wezenlijk, omdat het tweede lid van art. 227b geënt is op art. 227b lid 1, terwijl beoogd is de juridische en taalkundige vormgeving van art. 227c zo veel mogelijk bij de tekst van art. 3 van de PIF-richtlijn te laten aansluiten.

Raadpleeg voor meer informatie over deze bepalingen het commentaar van J.P. Cnossen in T&C Strafrecht.

Print Friendly and PDF ^