EU-Hof: persoon of entiteit tegen wie sancties zijn gericht heeft geen recht op formeel verhoor bij verlenging van sancties
/HvJ EU 12 mei 2022, C-242/21 (P, Evariste Boshab tegen Raad)
Het recht om te worden gehoord moet worden geëerbiedigd in elke procedure die kan leiden tot de vaststelling van een voor de betrokkene nadelige maatregel. De verlenging van sancties vormt een dergelijke nadelige maatregel. De verlenging van sancties hoeft echter niet vooraf te gaan door een formeel verhoor. Er zijn namelijk ook andere manieren om ervoor te zorgen dat de betrokkene zijn recht om te worden gehoord op een nuttige en doeltreffende wijze kan uitoefenen. Dat is het antwoord van het EU-Hof naar aanleiding van een hogere voorziening tegen een arrest van het EU-Gerecht.
Achtergrond
Évariste Boshab was van december 2014 tot december 2016 als vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken en Veiligheid van de Democratische Republiek Congo verantwoordelijk voor de politie- en veiligheidsdiensten. In die hoedanigheid was hij verantwoordelijk voor de arrestatie van activisten en leden van de oppositie, alsook voor het onevenredig gebruik van geweld, waarbij vele burgers door de veiligheidsdiensten werden gedood of verwond.
De heer Boshab heeft bijgedragen aan, plannen gemaakt voor, leiding gegeven aan of zich schuldig gemaakt aan handelingen die ernstige schendingen van de mensenrechten vormen in de Democratische Republiek Congo. Op 29 mei 2017 heeft de Raad daarom beperkende maatregelen (‘sancties’) tegen de heer Boshab vastgesteld (Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2017/905 en Uitvoeringsverordening 2017/904).
Op 10 december 2018 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2018/1940 en Uitvoeringsverordening 2018/1931 vastgesteld. Op basis van die twee besluiten zijn de sancties tegen de heer Boshab verlengd. De heer Boshab is op 11 december 2018 op de hoogte gesteld van de verlenging van de tegen hem gerichte sancties en heeft tevens van de Raad een door Human Rights Watch opgestelde brief ontvangen. Op 20 februari 2019 heeft de heer Boshab beroep tot nietigverklaring ingesteld bij het EU-Gerecht tegen de twee besluiten die voorzien in de verlenging van de tegen hem gerichte sancties. Het EU-Gerecht heeft het beroep in zijn geheel verworpen (T-111/19).
De heer Boshab heeft een hogere voorziening ingesteld bij het EU-Hof tegen het arrest van het EU-Gerecht.
EU-Hof
De heer Bosrab heeft, ter staving van zijn hogere voorziening, twee middelen aangevoerd. Het eerste middel is ontleend aan een schending van zijn recht om te worden gehoord en wordt hieronder behandeld. Het tweede middel blijft onbesproken in dit bericht.
Recht om te worden gehoord
De heer Boshab betoogt in de eerste plaats dat hij voor de vaststelling van de bestreden besluiten niet was gehoord onder voorwaarden die in overeenstemming waren met artikel 41, lid 2, sub a van het EU-Handvest van de grondrechten. Het EU-Hof oordeelt in dit kader dat de vaststelling van een besluit waarbij sancties worden gehandhaafd/verlengd, vooraf moet worden gegaan door de openbaarmaking van het bewijsmateriaal tegen de betrokken persoon of entiteit en de mogelijkheid om te worden gehoord. Volgens het EU-Hof vormt een formeel verhoor echter niet de enige manier om te kunnen verzekeren dat het recht van betrokkene om te worden gehoord, kan worden geëerbiedigd.
Bij de verlenging van de sancties heeft de Raad zich gebaseerd op rapporten van de UNJHRO en niet-gouvernementele organisaties (zoals Human Rights Watch). Die rapporten zijn aan de heer Boshab medegedeeld. De vraag of de opstellers van die rapporten de heer Boshab hebben gehoord alvorens deze rapporten op te stellen, is volgens het EU-Hof niet relevant voor de beoordeling van de vraag of de Raad verzoekers recht om te worden gehoord heeft geëerbiedigd.
De heer Boshab betoogt dat de brief van Human Rights een nieuw gegeven vormde waarover de Raad hem had moeten horen voor de vaststelling van de bestreden besluiten. Het EU-Hof oordeelt dat, zelfs indien de Raad de brief had moeten mededelen voor de vaststelling van de bestreden besluiten, er geen reden is om aan te nemen dat de procedure tot een ander resultaat had kunnen leiden. De rechten van verdediging van de heer Boshab zijn volgens het EU-Hof niet geschonden.
Eindoordeel
Het EU-Hof oordeelt dat het eerste middel van de heer Boshab in zijn geheel moet worden afgewezen. Het tweede middel moet in zijn geheel als gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond worden afgewezen. Aangezien geen van de door de heer Boshab aangevoerde middelen is toegewezen, wordt de hogere voorziening door het EU-Hof afgewezen.
Lees hier de volledige uitspraak.