Het aanwezigheidsrecht in strafzaken anno 2019

Het aanwezigheidsrecht is een van de pijlers van de strafrechtelijke rechtsbescherming. De verdachte dient immers in de gelegenheid te worden gesteld de beschuldigingen aan zijn adres van de zijde van het openbaar ministerie te kunnen tegenspreken. Als de verdachte verhinderd is, maar hij aangeeft bij de behandeling zijn zaak aanwezig te willen zijn, dan moet dat in beginsel worden gefaciliteerd. Het aanwezigheidsrecht is evenwel niet absoluut; de verdachte kan hiervan afstand doen. Ook als hij dat niet doet, kan het onder omstandigheden toch gerechtvaardigd zijn de terechtzitting in zijn afwezigheid doorgang te laten vinden. De beslissing die de rechter daaromtrent moet nemen, is echter niet altijd eenvoudig.

De rechter dient zich te buigen over vragen en vaststellingen van feitelijke aard: weet de verdachte eigenlijk wel van de terechtzitting? Wat valt af te leiden uit het feit dat hij er niet is? Maar ook normatieve vragen en vaststellingen: wat is een geldige reden voor afwezigheid? Hoeveel verantwoordelijkheid mag bij de verdachte zelf worden gelegd ter verwezenlijking van zijn aanwezigheidsrecht? En hoeveel inspanning moet de overheid betrachten om effectuering van het aanwezigheidsrecht ook daadwerkelijk mogelijk te maken? De jurisprudentie van de Hoge Raad op dit terrein is omvangrijk en de Hoge Raad casseert dan ook geregeld omdat de beslissingen om een aanhoudingsverzoek af te wijzen, niet toereikend zijn gemotiveerd.

Lees verder:



Print Friendly and PDF ^