Hoe dient aanhangige ontnemingszaak afgedaan te worden na voldoen aan voorwaarden schikkingsvoorstel (art. 511c Sv)?
/Rechtbank Noord-Nederland 10 februari 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:571
De officier van justitie heeft op 15 december 2014 bij de rechtbank Noord-Nederland schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel (als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sv)) van veroordeelde wordt geschat en aan hem de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.441.463,50 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 17/885040-10 voortvloeiende wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op 19 december 2012 is veroordeelde door de politierechter van de rechtbank Leeuwarden (thans rechtbank Noord-Nederland) in de onderliggende strafzaak veroordeeld tot straf ter zake van het aanwezig hebben van (een) hennep(kwekerij).
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 24 maart 2015 het onderzoek in de ontnemingszaak aangehouden voor onbepaalde tijd voor nader onderzoek (onder meer het horen van veroordeelde en het uitwisselen van schriftelijke standpunten).
Het onderzoek is vervolgens hervat ter terechtzitting van 27 januari 2020. Voorafgaand aan deze zitting heeft de officier van justitie aan de rechtbank laten weten dat inmiddels een ontnemingsschikking (als bedoeld in artikel 511c Sv) met veroordeelde is getroffen en dat veroordeelde aan de voorwaarden van die schikking heeft voldaan.
Veroordeelde is niet verschenen. Het openbaar ministerie is vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.
Beoordeling
De officier van justitie heeft gevorderd tot vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd. De veroordeelde heeft immers voldaan aan de voorwaarden van de hem aangeboden schikking door betaling van € 433.571,49.
De rechtbank constateert dat binnen de rechtspraak verschillend wordt beslist op de vraag wat de consequentie moet zijn van het voldoen aan de schikkingsvoorwaarden door een veroordeelde, indien de vordering reeds is ingediend.
In het verleden is gekozen voor een declaratoir vonnis waarin wordt verstaan dat de zaak van rechtswege is geëindigd, maar ook voor het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in de ontnemingsvordering.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden1 heeft bij uitspraak van 6 september 2019 uitdrukkelijk overwogen dat zij van oordeel is dat moet worden verstaan dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.
De rechtbank zal overeenkomstig voornoemd arrest van het gerechtshof beslissen. Zoals uit het procesverloop blijkt is voldaan aan de voorwaarden voor vaststelling dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd, te weten:
- veroordeelde is (onherroepelijk) veroordeeld wegens een strafbaar feit;
- er is sprake van een aanhangige ontnemingsvordering;
- er is een schikkingsovereenkomst;
- veroordeelde heeft aan de voorwaarden van de schikkingsovereenkomst voldaan.2
De rechtbank verstaat dat de zaak van rechtswege is geëindigd.
Lees hier de volledige uitspraak.