Hof geeft uitleg aan artikel 51 Flora- en faunawet
/Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 september 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4024
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 20 juni 2014 in de gemeente Venlo, als houder van een jachtakte, een geweer heeft gedragen op gronden waarop hij niet tot het gebruik van een geweer gerechtigd was.
Op gronden nader verwoord in haar schriftelijk requisitoir heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat verdachte slechts in het kader van de jacht dan wel in het kader van beheer en schadebestrijding een wapen mocht gebruiken, dat het jachtseizoen op 20 juni 2014 gesloten was en dat een.22 kogelgeweer niet geschikt is voor beheer en schadebestrijding op de betreffende gronden. Verdachte was derhalve op 20 juni 2014 niet tot het gebruik van een.22 kogelgeweer gerechtigd en daarom mocht verdachte op dat moment daar dat wapen niet dragen.
Op gronden nader verwoord in haar pleitnota heeft de verdediging – kort samengevat – zich op het standpunt gesteld dat verdachte houder was van een jachtakte, dat verdachte gerechtigd was tot het gebruik van een (jacht)geweer, dat een jachthuurovereenkomst was afgesloten voor de betreffende gronden en dat verdachte aldaar aanwezig was in het kader van beheer en schadebestrijding waartoe verdachte – blijkens de jachthuurovereenkomst – gerechtigd was. Het is irrelevant wat voor een soort/type wapen verdachte op dat moment droeg.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van de getuige 1 volgt dat de verdachte zich op 20 juni 2014 bevond binnen een omrasterd gedeelte van het natuurgebied Dorperheide waar de paarden staan en dat hij aldaar met een geweer heeft geschoten. Vervolgens is de verdachte naar het klappoortje gelopen, in zijn auto gestapt en weggereden. De verdachte is in de richting van de Grensweg gereden, is daar uit de auto gestapt en is met het geweer door een ander (het tweede) klappoortje weer het terrein opgelopen.
De verklaring wordt bevestigd door getuige 2, nu zij heeft verklaard dat zij een man met een geweer zag lopen en dat hij zich bevond in het gedeelte van de Dorperheide waar de paarden stonden. De man, zijnde de verdachte, is daarna met het geweer door het tweede klappoortje opnieuw het terrein ingelopen.
Het hof heeft geen reden om aan deze verklaringen te twijfelen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich toen met een geweer in het omrasterde gedeelte van dat natuurgebied heeft bevonden, naar het hof begrijpt bij het tweede klappoortje.
Verdachte droeg een.22 kogelgeweer.
Bij de beoordeling van de vraag of verdachte op 20 juni 2014 op die gronden een geweer mocht dragen overweegt het hof het volgende.
Artikel 51 Flora- en faunawet luidde ten tijde van het bewezenverklaarde als volgt:
‘Het is de houder van een jachtakte verboden een geweer te dragen op gronden waarop hij niet tot het gebruik van een geweer gerechtigd is.’
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat genoemde bepaling inhoudt dat het dragen van een geweer slechts is toegestaan indien men dat geweer ook daadwerkelijk ter plaatse mag gebruiken en dat men het geweer gebruikt voor het doel waarvoor het is bestemd. Eerst dan kan worden gezegd dat men tot het gebruik van een geweer gerechtigd is in de zin van artikel 51 Flora- en faunawet.
De Dorperheide behoort tot het grondgebied van de Stichting Limburgs Landschap. Jagersvereniging Arcen heeft met betrekking tot de voormelde gronden een jachthuurovereenkomst gesloten met de Stichting. Blijkens het schriftelijk bescheid dat is overgelegd door de raadsman, zijn voormelde gronden een onderdeel van het gebied van circa 860 hectare waarop de jagersvereniging haar jachtrecht uitoefent. Voor het hof staat vast dat aan de wettelijke vereisten voor een ‘veld’ in de zin van (oud) artikel 1, tweede lid, Flora en faunawet is voldaan. Verdachte bezit een geldige jachtakte en is lid van de Jagersvereniging Arcen.
Het hof gaat er daarom van uit dat verdachte een geweer mocht dragen in het omrasterde gedeelte van de Dorperheide, nu dat gedeelte deel uitmaakte van het terrein waarop de Jagersvereniging Arcen gerechtigd was tot het genot van de jacht, mits hij voldeed aan de daaraan gestelde voorwaarden.
Vervolgens zal het hof beoordelen of aan de gestelde voorwaarden is voldaan en of derhalve verdachte die dag aldaar daadwerkelijk gerechtigd was tot het gebruik van een geweer voor het doel waarvoor het geweer was bestemd.
In dat verband overweegt het hof dat een gerechtigde tot het genot van de jacht een geweer zou mogen gebruiken ten behoeve van de jacht dan wel in het kader van schadebestrijding en/of beheer van diersoorten.
Ten behoeve van de jacht mocht verdachte zijn geweer niet gebruiken, nu het jachtseizoen op 20 juni 2014 is gesloten.
Ingevolge artikel 19 van de jachthuurovereenkomst vindt op de verhuurde percelen in beginsel geen schadebestrijding en/of beheer van diersoorten plaats, omdat er nauwelijks of geen sprake is van schade. Mocht onverhoopt schadebestrijding en/of beheer van diersoorten gewenst zijn, dan dient er overleg plaats te vinden met een medewerker van de Stichting, namelijk de heer medewerker van de Stichting. Voorts dient de heer medewerker van de Stichting zijn instemming voor de schadebestrijding en/of beheer van diersoorten te geven, alvorens daartoe wordt overgegaan.
Blijkens hetzelfde artikel zijn op het voormelde twee uitzonderingen. De eerste uitzondering is dat het beheren van reewild op de gehuurde gronden is toegestaan, mits daarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 68 van Flora- en faunawet is verleend. Daarnaast is het beheer van wilde zwijnen toegestaan, mits schriftelijke toestemming is verkregen van de Stichting.
Het hof heeft het volgende vastgesteld.
Verdachte had uitsluitend toestemming voor de afschot van vier reeën. Verdachte was op dat moment echter niet doende met het beheer van reewild.
Daarnaast voldeed het geweer van verdachte dat hij op 20 juni 2014 bij zich had, namelijk een.22 kogelgeweer, niet aan het wettelijk minimumvereiste voor trefenergie voor het doden van reewild. Verdachte mocht op 20 juni 2014 dus geen reewild beheren met zijn.22 kogelgeweer.
Ook mocht verdachte niet doen aan schadebestrijding en/of beheer van andere diersoorten, nu niet is gebleken dat dat wenselijk was en daarvoor toestemming door de Stichting was verleend.
Nu vaststaat dat verdachte op 20 juni 2014 niet op het grondgebied van de Stichting daadwerkelijk gebruik mocht maken van een.22 kogelgeweer, concludeert het hof dat verdachte op dat moment niet aldaar dat geweer mocht dragen.
Bewezenverklaring
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 51 van de Flora- en faunawet.
Strafoplegging
Het hof veroordeelt de verdachte tot een geldboete van €250.
Lees hier de volledige uitspraak.