Hof geeft uitleg aan onverwijlde meldingsplicht en registratieplicht bij ongeval

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:2875

De economische politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde omdat, – kort gezegd – het ging om een transport van minder dan 1.000 kg aan gevaarlijke stoffen en verdachte daarom het voorval niet hoefde te melden.

De officier van justitie heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft zich evenals de officier van justitie in eerste aanleg – kort gezegd – op het standpunt gesteld dat de onverwijlde meldingsplicht zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen een zelfstandige verplichting betreft die niet afhankelijk is van de bepalingen in de ADR. De uitzonderingen die zijn omschreven in onderdeel 1.1.3.6 van de ADR zijn in deze zaak daarom niet van toepassing. Volgens de advocaat-generaal staat de meldplicht op grond van artikel 47 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen los van de registratieplicht zoals bedoeld in artikel 1.8.5.1 van de ADR.

Standpunt van de verdachte

De verdachte heeft aangevoerd dat zij geen melding hoefde te maken van het in de tenlastelegging omschreven voorval omdat zij een beroep kan doen op de vrijstelling zoals is omschreven in onderdeel 1.1.3.6 van de ADR. Volgens verdachte geldt deze vrijstelling omdat er tijdens het transport zoals bedoeld in de tenlastelegging minder dan 1.000 kg aan gevaarlijke stoffen werd vervoerd. De registratieplicht zoals bedoeld in onderdeel 1.8.5 van de ADR is daarom niet van toepassing. Verder heeft verdachte naar voren gebracht dat het in de tenlastelegging bedoelde transport niet valt onder de reikwijdte van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen omdat de lading van dit transport onder de hiervoor genoemde vrijstellingsgrens van 1.000 kg ligt.

Oordeel van het hof

Het hof zal hierna eerst de relevante wet- en regelgeving weergeven.

Artikel 2, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen luidt – voor zover relevant – als volgt:

‘Deze wet is van toepassing op:

a. Het vervoeren van gevaarlijke stoffen met een vervoermiddel over land, per spoor en over de binnenwateren’.

Artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen luidt – voor zover relevant – als volgt:

‘Degene die een handeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, verricht, is verplicht Onze Minister daarvan onverwijld in kennis te stellen indien zich daarbij ongevallen voordoen of voorvallen, waardoor gevaar voor de openbare veiligheid is of kan ontstaan’.

Artikel 1, eerste lid, van de Richtlijn betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (Richtlijn 2008/68/EG) luidt – voor zover relevant – als volgt:

‘1. Deze richtlijn is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren binnen of tussen lidstaten, met inbegrip van de activiteiten met betrekking tot het laden en lossen, de overbrenging van of naar een andere vervoersmodaliteit en het noodzakelijke oponthoud tijdens het vervoer’ .

Artikel 5 van de Richtlijn betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (Richtlijn 2008/68/EG) luidt – voor zover relevant – als volgt:

‘Beperkingen vanwege de veiligheid van het vervoer

1. Met het oog op de veiligheid van het vervoer kunnen lidstaten, behalve wat constructievoorschriften betreft, strengere bepalingen vaststellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen uitgevoerd met voertuigen, wagens en binnenvaartschepen die op hun grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht’.

In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 2010/11, 32 862, nr. 3) die betrekking heeft op – onder meer – de wijziging van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

(pagina 28)

‘5.3. Het Europees en internationaal recht

Europese en internationale regels voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Het vervoer van gevaarlijke stoffen is grotendeels internationaal georiënteerd en ook gereguleerd. In de Europese richtlijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over land is bepaald dat het vervoer van gevaarlijke stoffen niet mag plaatsvinden tenzij voldaan is aan de in de bijlagen bij de richtlijn opgenomen voorschriften. Die bijlagen bevatten vervolgens voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over land (ADR), over spoor (RID) en over binnenwateren (ADN), die bij pan-Europese verdragen zijn vastgesteld. Nederland is ook partij bij die verdragen, zodat Nederland zowel op grond van de richtlijn als op grond van die drie verdragen zich aan die internationale voorschriften dient te houden.

Uit de overwegingen, behorend bij de richtlijn, volgt dat met die richtlijn volledige harmonisatie is beoogd ten aanzien van de wijze waarop gevaarlijke stoffen binnen het grondgebied van de Europese Unie worden vervoerd. In dat kader bevat de richtlijn met name regels om een zo veilig mogelijke wijze van vervoer te bevorderen. Het gaat dan om eisen voor het vervoermiddel, het verpakkingsmateriaal en opleidingseisen voor actoren in het vervoerstraject. De richtlijn staat voorts uitdrukkelijk toe dat lidstaten specifieke veiligheidsvoorschriften instellen met betrekking tot het gebruik van voorgeschreven routes, met inbegrip van het gebruik van voorgeschreven wijzen van vervoer. Het Europese recht biedt voor dergelijke voorschriften ruimte, mits de algemene regels van het vrij verkeer van goederen in acht worden genomen.’ (pagina 51)

‘In de huidige Wvgs is reeds de plicht opgenomen voor vervoerders om bepaalde voorvallen terstond te melden. In de praktijk bleek dat niet in alle gevallen aan deze plicht werd voldaan. Een van de redenen hiervoor houdt verband met de omstandigheid dat in de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, die in internationaal verband worden opgesteld en worden opgenomen in de onder de Wvgs geldende ministeriële regelingen, een registratieplicht voor bepaalde ongevallen met gevaarlijke stoffen is opgenomen. Deze registratieplicht werd verward met de onverwijlde meldingsplicht in artikel 47.

Met deze wijziging wordt verduidelijkt dat de onverwijlde melding een wezenlijk ander doel dient dan de registratieplicht in de internationale voorschriften. Van belang is dat kennis kan worden genomen van en inzicht kan worden verkregen in de situatie van het ongeval of voorval. Dit is met name van belang om de situatie te beoordelen en te bepalen of de vervoershandeling voortgezet kan worden zonder de openbare veiligheid in het geding te brengen. Een ongeval of voorval kan er immers toe leiden dat het betrokken voertuig niet meer aan de vervoerseisen voldoet. Er kan dan bepaald worden of niettemin het voortzetten van de vervoershandeling, onder voorwaarden, mogelijk wordt geacht, of dat het beter is de zaak ter plekke te herstellen of anderszins op te lossen.

Hoewel de aldus opgedane kennis van deze onverwijlde meldingsplicht uiteraard ook kan worden gebruikt om evt. verbeteringen in de internationale voorschriften aan te brengen, is dit – in tegenstelling tot de registratieplicht uit de (internationale) voorschriften – niet primair hiervoor bedoeld. Een beoordeling van de situatie van het ongeval of voorval en een inschatting van de veiligheid in geval van voortzetting van de vervoershandeling staat voorop.’

Het hof overweegt het volgende.

Vast staat dat verdachte op 23 augustus 2017 met een vervoermiddel gevaarlijke stoffen over land heeft vervoerd, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Gelet daarop was verdachte op grond van artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen verplicht om onverwijld melding te doen van het in de tenlastelegging beschreven ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze melding had zij moeten doen bij de ILT. Vast staat dat verdachte dit niet heeft gedaan. Uit de hiervoor geciteerde onderdelen uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de onverwijlde meldingsplicht zoals bedoeld in artikel 47 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen soms wordt verward met de registratieplicht zoals bedoeld in de internationale voorschriften. Met deze registratieplicht wordt bedoeld de plicht zoals is omschreven in artikel 1.8.5.1 van de ADR, zoals deze ook is aangehaald door de advocaat-generaal. In de Memorie van Toelichting wordt benadrukt dat de onverwijlde meldingsplicht een wezenlijk ander doel dient dan deze registratieplicht. Met andere woorden: het betreft twee zelfstandige verplichtingen. De door verdachte bedoelde vrijstelling zoals is omschreven in onderdeel 1.1.3.6 van de ADR geldt uitsluitend voor de registratieplicht van artikel 1.8.5.1 van de ADR en niet voor de onverwijlde meldingsplicht van artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Het hof overweegt verder dat uit artikel 5 van de Richtlijn 2008/68/EG blijkt dat de nationale wetgever met het oog op de veiligheid van het vervoer strengere bepalingen mag vaststellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen dan de geldende Europese en internationale regels. De onverwijlde meldingsplicht van artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is door de nationale wetgever in het leven geroepen met het oog op de veiligheid van het vervoer.

Gelet op al het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – concludeert het hof dat verdachte gehouden was onverwijld melding te doen bij de ILT op grond van het bepaalde in artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen nadat het in de tenlastelegging beschreven ongeluk met gevaarlijke stoffen had plaatsgevonden. Uit het voorgaande volgt ook dat verdachte zich niet kan beroepen op een vrijstelling uit de ADR. Anders dan door verdachte is aangevoerd, leidt het hof uit de hiervoor weergegeven regelgeving bovendien af dat het in de tenlastelegging bedoelde transport valt onder de reikwijdte van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, ongeacht of er een in de ADR beschreven vrijstelling op van toepassing is. Toepasselijkheid van een dergelijke vrijstelling zou er wel toe leiden dat de registratieplicht van artikel 1.8.5.1 van de ADR niet geldt maar, zoals hiervoor overwogen, staat deze registratieplicht los van de onverwijlde meldingsplicht van artikel 47 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Het bewezenverklaarde feit is daarom strafbaar.

Bewezenverklaring

  • Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 47, eerste lid, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, begaan door een rechtspersoon.

Strafoplegging

  • Voorwaardelijke geldboete van € 4.000 met een proeftijd van 2 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^