Hof heeft algemeen directeur en bestuurder van benadeelde rechtspersoon i.p.v. rechtspersoon zelf aangemerkt als b.p.
/Hoge Raad 22 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:742
Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 696,- aan de benadeelde partij betrokkene 1. Voorts heeft het Hof onder aanhaling van art. 36f Sr aan de verdachte de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 696,- ten behoeve van het slachtoffer betrokkene 1 met de bepaling dat, bij gebreke van betaling en verhaal, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 13 dagen.
Uit bijlage 5 bij het schadeopgaveformulier blijkt dat betrokkene 1 aangifte wegens vernieling aan het glas-in-lood van het kerkgebouw Memoriarium Gelderland heeft gedaan in zijn functie als (uiteindelijke) bestuurder van A BV, de eigenaar van het kerkgebouw. Uit het schadeopgaveformulier zelf blijkt dat A BV zich als benadeelde partij heeft beoogd te voegen ter zake van de schade die is ontstaan aan de ramen van het kerkgebouw. Dit formulier is op 23 december 2015 namens de benadeelde rechtspersoon ingevuld door betrokkene 1 in zijn hoedanigheid van algemeen directeur.
Kennelijk bij vergissing heeft het hof de bestuurder van de benadeelde rechtspersoon aangemerkt als benadeelde partij in plaats van de rechtspersoon zelf.
Middel
Het middel klaagt dat de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij aan betrokkene 1 onbegrijpelijk is.
In de toelichting op het middel wordt geklaagd dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd waarom betrokkene 1 als benadeelde partij is aangemerkt nu hij – zoals de verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft aangevoerd – geen (mede-)eigenaar is van het kerkgebouw waarvan ramen zijn vernield.
Beoordeling Hoge Raad
In aanmerking genomen dat het voornoemde opgenomen stuk inhoudt dat niet betrokkene 1 maar de rechtspersoon A BV zich als benadeelde partij heeft gevoegd, heeft het Hof kennelijk bij vergissing bij de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in het dictum de naam betrokkene 1 genoemd in plaats van de naam van de rechtspersoon A BV.
De Hoge Raad leest de beslissing van het Hof in zoverre verbeterd. Hierdoor komt aan het middel de feitelijke grondslag te ontvallen zodat het niet tot cassatie kan leiden.
Lees hier de volledige uitspraak.