HR: Dragen van kleding met logo’s van lokale afdelingen Bandidos Motorclub in het openbaar kan ‘voorzetting van de werkzaamheid’ van de verboden organisatie BMC Holland zijn

De Hoge Raad heeft op 14 januari 2025 in twee zaken vrijspraken van Bandidos-leden vernietigd. Die leden hadden in het openbaar kleding van hun lokale afdelingen gedragen. De Hoge Raad wijst de zaken terug naar de hoven in Amsterdam en Den Haag voor een nieuwe behandeling.

De zaken

In 2017 is de landelijke organisatie van Bandidos Motorclub, BMC Holland, door de rechter verboden verklaard omdat haar activiteiten in strijd zijn met de openbare orde. Dit verbod is onherroepelijk sinds 24 april 2020. Door de verbodenverklaring is de aanwezigheid van BMC Holland in Nederland, in welke verschijningsvorm dan ook, beëindigd. Dit verbod geldt niet voor de lokale Nederlandse afdelingen van de Bandidos motorclub.

In deze cassatieprocedure gaat het om verdachten die na de verbodenverklaring voor de rechter zijn gebracht voor voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie (artikel 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht). Beide verdachten reden op de openbare weg op een motor met kleding of een hesje van Bandidos Rotterdam en/of Amsterdam. De gerechtshoven Den Haag en Amsterdam oordeelden dat de verdachten door het dragen van kleding van lokale afdelingen van de Bandidos – die zelf dus niet verboden zijn – niet de werkzaamheid van de verboden organisatie BMC Holland hebben voortgezet. Zij spraken de verdachten daarom vrij.
Het Openbaar Ministerie (OM) stelde in beide zaken cassatieberoep in.

Vraag in cassatie

In cassatie draaide het om de interpretatie van het begrip ‘voorzetting van de werkzaamheid’, dat onderdeel uitmaakt van de strafbaarstelling in artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.

Advies advocaat-generaal (AG)

De AG adviseerde de Hoge Raad(verwijst naar een andere website) op 5 november 2024 de vrijspraken te vernietigen en de zaken terug te wijzen naar de hoven om opnieuw te worden berecht en afgedaan.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad is - mede gezien de wetsgeschiedenis - van oordeel dat het begrip ‘voortzetting van de werkzaamheid’ ruim moet worden uitgelegd. Het gaat daarbij om ‘iedere gedraging die ten dienste staat aan het voortbestaan van de verboden organisatie’.

De aanleiding van de verbodenverklaring van BMC Holland was - kort gezegd – de binnen BMC Holland bestaande cultuur van geweld. De Bandidos typeren zichzelf wereldwijd als een motorclub met een cultuur van wetteloosheid: de Bandidos tonen het ‘1%’-teken – een teken waarmee MC’s en hun leden aan de buitenwereld laten zien dat zij buiten de wet (willen) opereren, dat zij ‘outlaws’ zijn – in het openbaar, bijvoorbeeld op de colors. De naam Bandidos en hun clubkleding en clubkleuren (‘colors’) worden gebruikt om de daden en woorden van de leden kracht bij te zetten.

De hoven hebben het begrip ‘voortzetting van de werkzaamheid’ gezien het voorgaande te beperkt uitgelegd. Volgens de Hoge Raad kan ook het dragen van kleding van lokale afdelingen die niet zijn verboden, ten dienste staan aan het voortbestaan van de verboden organisatie.

De Hoge Raad heeft daarom de vrijspraken van beide hoven vernietigd en de zaken teruggewezen naar deze hoven om opnieuw te worden berecht en afgedaan.

Print Friendly and PDF ^