HR herhaalt overwegingen m.b.t. gevallen waarin afstand van rechtsbijstand kan worden gedaan

Hoge Raad 26 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:110

Het hof heeft de verdachte wegens 1. belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en 2. poging om een ander door het verschaffen van inlichtingen uit te lokken om een moord te begaan, meermalen gepleegd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en hem ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege.

Het hof heeft bij beslissing van 15 augustus 2019 verklaard dat wordt vermoed dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen. Deze beslissing houdt onder meer het volgende in:

Het hof:

Verklaart dat, gelet op het bepaalde in artikel 509a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt vermoed dat de geestvermogens van de verdachte gebrekkig ontwikkeld of ziekelijk gestoord zijn, en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen en verzoekt de voorzitter van het gerechtshof het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand een last tot aanwijzing van mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede, als raadsman aan de verdachte te geven;

Bepaalt dat de verdachte niet opnieuw zijn raadsman terzijde kan schuiven of afstand kan doen van zijn recht op rechtsbijstand. De raadsman is bevoegd én gehouden op te treden, ook al geeft verdachte te kennen dat hij geen rechtsbijstand wenst of dat hij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de raadsman aan die bijstand invulling geeft;

Gelast de advocaat-generaal de inhoud van deze beslissing onverwijld aan de verdachte te betekenen en een afschrift van deze beslissing aan mr. J.B. Boone te doen komen.”

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2019 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

De voorzitter stelt de identiteit van de ter terechtzitting aanwezige verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. (...)

Als raadsman van de verdachte is - op grond van de beslissing ex artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering - ter terechtzitting aanwezig mr. J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede. (...)

De voorzitter maakt melding van een aan het gerechtshof gerichte brief van de verdachte van 8 september 2019, in welke brief de verdachte aangeeft dat de samenwerking met mr. J.B. Boone is beëindigd.

De voorzitter deelt mede dat het hof op 15 augustus 2019 een beslissing ex artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering op naam van mr. J.B. Boone heeft afgegeven, zodat laatstgenoemde - in het geval dat de verdachte zich niet langer wenst te laten bijstaan door mr. Boone en hij zijn eigen verdediging wenst te voeren - als procesbewaker dient op te treden.

De voorzitter merkt op dat mr. Boone zijn toga niet draagt en hij op de publieke tribune van de zittingszaal heeft plaatsgenomen.

De verdachte legt op vragen van de voorzitter een verklaring af, inhoudende: (...)

Daartoe in de gelegenheid gesteld door de voorzitter deelt de advocaat-generaal mede dat mr. J.B. Boone niet in de zittingszaal aanwezig is.

Het hof onderbreekt daarop het onderzoek. Na hervatting van het onderzoek stelt de voorzitter vast dat mr. Boone inmiddels weer in de zittingszaal aanwezig is. (...)

De verdachte legt op vragen van de voorzitter met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde een verklaring af, inhoudende: (...)

De verdachte legt op vragen van de voorzitter en de jongste raadsheer met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde een verklaring af, inhoudende: (...)

Daartoe in de gelegenheid gesteld door de voorzitter deelt mr. Boone mede dat hij de zittingszaal om 14:30 uur dient te verlaten.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad. Na hervatting van het onderzoek verklaart de verdachte:

Ik wil niets meer naar voren brengen. Ik zou in herhaling vallen. (...)

Na hervatting van het onderzoek om 13:45 uur deelt de voorzitter mede dat - mocht mr. J.B. Boone de zitting vroegtijdig verlaten - zulks in het proces-verbaal zal worden opgenomen.

Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden legt de verdachte een verklaring af, inhoudende: (...)

Ik wil weg. Ik heb geen behoefte om het requisitoir van de advocaat-generaal aan te horen. Ik ben er helemaal klaar mee.

De voorzitter vraagt de verdachte of hij op dit moment - gelet op de ontstane situatie - gebruik wil maken van zijn recht het laatst te spreken. De verdachte verklaart:

Mijn laatste woord is het gedicht van Ida Gerhardt waar ik zojuist naar verwezen heb. Ik ben er zo klaar mee. (...)

De verdachte verlaat de zittingszaal onder begeleiding van de parketpolitie.

Mr. Boone verlaat eveneens de zittingszaal.

De advocaat-generaal voert hierna het woord overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde schriftelijke requisitoir en draagt de vordering voor. (...)

De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat uitspraak zal worden gedaan ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2019 te 13.30 uur.”

Middel

Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof de zaak heeft behandeld op de terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2019 terwijl op dat moment de belangen van de verdachte niet daadwerkelijk werden behartigd door de daartoe aangewezen raadsman.

Beoordeling Hoge Raad

rtikel 6 lid 3, onder c, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden kent de verdachte het recht toe om zichzelf te verdedigen dan wel zich te laten bijstaan door een advocaat. Die verdragswaarborg komt ook tot uitdrukking in het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 28 Sv is de verdachte bevoegd zich te doen bijstaan door een gekozen of aangewezen raadsman. In een aantal gevallen schrijft het Wetboek van Strafvordering voor dat aanwijzing van een raadsman plaatsvindt indien de verdachte geen raadsman heeft, onder meer als de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt of heeft bevonden (artikel 40 Sv).

Het is de vrije keuze van de verdachte of hij zichzelf op de terechtzitting wil verdedigen dan wel zich wil laten verdedigen door een raadsman. Dat geldt ook als een raadsman is aangewezen. De wet voorziet niet in de mogelijkheid dat een (aangewezen) raadsman daadwerkelijk optreedt in het geval dat de verdachte ervoor kiest zichzelf te verdedigen en hij dus afstand doet van het recht op rechtsbijstand.

Voor enkele gevallen heeft de wetgever dat stelsel doorbroken. Dat geldt onder meer ten aanzien van de berechting van een verdachte bij wie een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap wordt vermoed, waardoor hij niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen (artikel 509a Sv in samenhang met artikel 509d lid 3 Sv). In die gevallen is geen plaats voor afstand van het recht op rechtsbijstand. De op grond van artikel 509c Sv aangewezen raadsman is dan bevoegd en gehouden op te treden, ook al geeft de verdachte te kennen dat hij geen rechtsbijstand wenst of zich niet kan verenigen met de wijze waarop de raadsman aan die bijstand invulling geeft. (Vgl. HR 17 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI2315.)

Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2019 vermeldt dat J.B. Boone aanwezig was als de op grond van artikel 509a Sv in samenhang met artikel 509c Sv aangewezen raadsman van de verdachte. Uit dat proces-verbaal blijkt echter ook dat deze advocaat niet daadwerkelijk als raadsman ten behoeve van de verdachte is opgetreden, omdat hij zonder zijn toga te dragen heeft plaatsgenomen op de publieke tribune van de zittingszaal, hij niet ten behoeve van de verdachte het woord tot verdediging heeft gevoerd en hij voorafgaand aan het requisitoir van de advocaat-generaal bij het hof de zittingszaal heeft verlaten. In aanmerking genomen dat de beslissing als bedoeld in artikel 509a Sv berust op de grond dat de verdachte niet in staat is zijn belangen in de strafzaak behoorlijk te behartigen en dat daarvoor het optreden van een aangewezen raadsman is vereist, had het hof onder deze omstandigheden de zaak niet op de terechtzitting mogen behandelen en vervolgens het onderzoek ter terechtzitting mogen sluiten en arrest wijzen. Het hof heeft dat miskend.

De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

Opmerking verdient nog het volgende. Als een beslissing als bedoeld in artikel 509a lid 1 Sv wordt genomen, vindt vanaf dat moment op grond van artikel 509d lid 1 Sv onder meer artikel 495b Sv overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat – anders dan in deze zaak is gebeurd – de behandeling achter gesloten deuren plaatsvindt, tenzij de voorzitter op één van de in artikel 495b lid 2 Sv genoemde gronden een openbare behandeling gelast.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^