HR herhaalt overwegingen m.b.t. strafrechtelijke aansprakelijkheid van feitelijke leidinggever en opzet van leidinggever
/Hoge Raad 17 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1985
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft – na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad – bij arrest van 7 februari 2018 de verdachte wegens “feitelijk leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een geldboete van € 100.000.
Het Hof heeft ter zake van het opzet het volgende overwogen:
“Opzet
Verdachte heeft op 18 oktober 2007 onder meer verklaard dat betrokkene 3 op een gegeven moment bij hem is geweest en heeft verteld dat hij, betrokkene 3, auto’s uit Duitsland haalde. De afspraak werd gemaakt dat hij auto’s van betrokkene 3 in consignatie zou krijgen. Bij de eerste auto kreeg hij een factuur van B B.V. en hij heeft toen aan betrokkene 3 gevraagd: “Dat ben jij toch niet?”. betrokkene 3 vertelde hem toen dat B B.V. het bedrijf was waaronder hij werkte.
Verdachte heeft dat gecontroleerd bij de Kamer van Koophandel (verder: KvK) en hij heeft toen ook gezien dat betrokkene 3 niet in het uittreksel van de KvK stond. betrokkene 3 had hem echter wel een kopie van het rijbewijs van de directeur van B B.V. overhandigd. Later kwam betrokkene 3 met C B.V. en hij vertelde toen dat hij wel met meer bedrijven, B.V.’s, werkte en dat het allemaal wel goed zat. Ook van C B.V. heeft verdachte een (kopie van het) rijbewijs van de statutair directeur gekregen van betrokkene 3.
Voorts heeft verdachte op 18 oktober 2007, nadat verbalisanten aan hem een factuur toonden van B B.V. d.d. 20 maart 2006 aan A B.V., met factuurnummer... betreffende een Audi A4 2.0 TDI voor een bedrag van € 24.000,- inclusief BTW, onder meer verklaard dat er een gat zit van € 1.900,- en dat hij de auto goedkoper heeft gekregen van betrokkene 3 dan waarvoor die wagen op het internet stond. Het was een mooie auto zonder schade. Dan is een korting van € 1.900,- aan de hoge kant. betrokkene 3 heeft dan nog niets verdiend en ook de ophaalkosten zijn dan nog niet berekend.
Verder heeft verdachte op 19 oktober 2007 onder meer verklaard dat hij moet toegeven dat hij eigenlijk wel wist, en zeker had moeten weten, dat er iets niet goed zat met de BTW op de facturen die hij heeft gekregen van onder meer B B.V. en C B.V. De inkoopprijzen waarvoor de auto’s aan verdachte werden aangeboden waren zo laag, dit in vergelijking met de prijzen waarvoor die auto’s op internet staan, dat het niet om kortingen kon gaan. Verdachte is doorgegaan omdat het toch heel interessante handel was, waaraan hij goed kon verdienen.
betrokkene 3 komt in de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van B B.V. en C B.V. niet voor. betrokkene 5 komt evenmin in die uittreksels voor.
Verdachte handelde aldus in persoon met betrokkene 3 waarvan hij wist dat hij op het woonwagenkamp in Apeldoorn woonachtig (en gevestigd) was. Hij heeft ook persoonlijk het kamp bezocht. Het faxverkeer met betrokkene 3 verliep ook via een faxnummer in Apeldoorn. betrokkene 3 beschikte (in Apeldoorn) niet over een reguliere bedrijfsinrichting.
Desalniettemin accepteerde (en verwerkte) verdachte facturen op naam van B B.V. en C B.V. terwijl:
- betrokkene 3 en betrokkene 5 niet in de Kamer van Koophandel geregistreerd stonden als bestuurder of gevolmachtigde van die vennootschappen;
- B B.V. - zoals de naam al aanduidt - als bedrijfsomschrijving “Exploitatie van een glashandel” et cetera had, gevolgd door “Het beheren van vermogen”;
- B B.V. volgens de facturen gevestigd zou zijn in Kampen;
- C B.V. als bedrijfsomschrijving “Het (doen) onderhouden, installeren alsmede repareren van warmtetechnische installaties” had, gevolgd door “Beheermaatschappij”;
- C B.V. volgens het uittreksel Kamer van Koophandel (slechts) één (1) werkzame persoon had met als bestuurder “Stichting D”;
- C B.V. volgens de facturen haar ‘hooftkantoor’ (facturen 30 mei 2006) in Amsterdam had en volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel haar statutaire zetel in Eemnes;
- De aan verdachte getoonde kopieën van identiteitsbewijzen personen betroffen waarmee verdachte nimmer heeft gehandeld noch contact heeft gehad of gezocht.
Vorenstaande in onderlinge verband en samenhang beschouwd komt het hof tot de conclusie dat verdachte in de periode december 2005 tot en met oktober 2006 bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij valse facturen accepteerde en verwerkte: deze facturen betreffen geen door de beide vennootschappen aan verdachtes vennootschap(pen) geleverde goederen, zodat daardoor geen recht op aftrek van BTW kan ontstaan. Door desalniettemin deze BTW in de aangiften omzetbelasting af te trekken heeft hij vervolgens bewust de aanmerkelijke kans op het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting aanvaard.”
Middel
Het tweede middel klaagt in de kern dat uit de bewijsvoering niet blijkt dat de verdachte als feitelijke leidinggever (voorwaardelijk) opzet had op het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
Beoordeling Hoge Raad
In zijn arrest van 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733 heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:
“3.5.3. In feitelijke leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan - in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare feiten - ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging.”
Het oordeel van het Hof dat de verdachte als feitelijke leidinggever (telkens) bewust de aanmerkelijke kans op het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting door A B.V. heeft aanvaard, berust blijkens de hiervoor weergegeven bewijsvoering van het Hof - naast onder meer uitvoerige vaststellingen van het Hof omtrent de (rechts)personen die bij de facturering aan A B.V. betrokken waren en daarmee samenhangende onregelmatigheden in die door A B.V. in aftrek gebrachte facturen - op zijn vaststellingen dat de verdachte heeft verklaard dat hij eigenlijk wel wist dat er iets niet goed zat met de btw op de facturen die hij heeft gekregen van B B.V. en C B.V. en dat de inkoopprijzen waarvoor de auto’s aan de verdachte werden aangeboden zo laag waren, in vergelijking met prijzen waarvoor die auto’s op internet staan, dat het niet om kortingen kon gaan. Het mede op die omstandigheden gebaseerde oordeel van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.