HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. samenloopvragen
/Hoge Raad 16 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:11
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de Verdachte wegens meer subsidiair bedreiging meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft het hof de Verdachte ontzegd de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaren. Ten behoeve van de rechthebbende is de bewaring gelast van een in beslag genomen, nog niet teruggegeven iPhone SE.
Ten laste van de Verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 31 oktober 2020 in de provincie Limburg slachtoffer 1 en slachtoffer 2 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere malen, terwijl hij reed onder hoge snelheid, abrupte stuurbewegingen in de richting van de politieauto te maken waardoor die slachtoffer 1 krachtig diende te remmen en/of uit te wijken in de richting van de vangrail en middenberm teneinde een aanrijding te voorkomen.”
Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” en als wettelijk voorschrift waarop de straf mede is gebaseerd onder meer artikel 57 Sr vermeld. Het hof heeft de Verdachte wegens het bewezenverklaarde (onder meer) een gevangenisstraf opgelegd van drie jaren, met aftrek als bedoeld in artikel 27 Sr.
Middel
Het eerste cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde gedragingen meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht opleveren. Het tweede cassatiemiddel klaagt dat het hof een hogere gevangenisstraf heeft opgelegd dan wettelijk is toegestaan. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Beoordeling Hoge Raad
Bij de beoordeling van het eerste cassatiemiddel moet worden vooropgesteld dat samenloopvragen mede worden bepaald door de in het concrete geval toepasselijke strafbepaling(en). Als bijvoorbeeld een strafbepaling betrekking heeft op een meervoud van voorwerpen of gedragingen, rijst bij bewezenverklaring van het – gelijktijdig en op dezelfde plaats – handelen in strijd met die bepaling in beginsel geen samenloopvraagstuk omdat dan sprake is van een uit de delictsomschrijving voortvloeiende enkelvoudige kwalificatie. Daar staat tegenover dat in het bijzonder bij gevolgdelicten het uitgangspunt is dat elk gevolg – ook als de verschillende gevolgen uit hetzelfde feit of feitencomplex voortvloeien – een zelfstandige vervulling van de delictsomschrijving oplevert en dat daarom in beginsel van eendaadse samenloop of van een voortgezette handeling geen sprake is, zoals bij een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 met meerdere slachtoffers (vgl. HR 20 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1111, rechtsoverweging 2.4).
Het hof heeft bewezen verklaard dat de Verdachte door het maken van abrupte stuurbewegingen in de richting van de politieauto waarin twee politieambtenaren zaten, deze politieambtenaren heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Deze gedragingen leveren ten aanzien van ieder van deze politieambtenaren een zelfstandige vervulling van de delictsomschrijving op. Het oordeel van het hof dat sprake is van meerdaadse samenloop getuigt, gelet op wat onder 2.3 is vooropgesteld, al daarom niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Het eerste cassatiemiddel faalt.
Voor de beoordeling van het tweede cassatiemiddel is van belang dat het bewezenverklaarde is gepleegd op 31 oktober 2020. Gezien het op dat moment geldende artikel 285 lid 1 (oud) Sr in samenhang met artikel 57 Sr kan bij meerdaadse samenloop het in die bepaling bedoelde strafmaximum van twee jaren met niet meer dan een derde daarvan worden verhoogd. De door het hof opgelegde gevangenisstraf is hoger dan dit strafmaximum. Het bestreden arrest kan daarom wat betreft de strafoplegging niet in stand blijven.
Het tweede cassatiemiddel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.