HR over bewijsvoering oplichting via Marktplaats

Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1073

De verdachte is bij arrest wegens primair medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:

"Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Het hof overweegt daarbij in het bijzonder dat de gedragingen van verdachte meer behelzen dan het enkele zich voordoen als een bonafide verkoper. De verdachte heeft gehandeld volgens een tevoren bedachte - bedrieglijke - werkwijze, die erop was gericht de kopers te bewegen tot afgifte en op het bemoeilijken van zijn traceerbaarheid. De verdachte heeft daartoe in zijn contacten met de kopers gebruikt gemaakt van diverse valse namen. Daarbij is ook gebruik gemaakt van valse (persoons- en adresgegevens. Na de transacties was verdachte via de contactgegevens die hij aan de wederpartij had verstrekt niet meer te achterhalen, kennelijk om de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot het uitoefenen van verhaal te bemoeilijken. De combinatie van het grote aantal benadeelden, de duur van de pleegperiode en het volgen van steeds dezelfde werkwijze, toont een duidelijk patroon in het handelen van de verdachte."
 

Middelen

De middelen klagen in de kern dat het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsvoering kan volgen.
 

Beoordeling Hoge Raad

Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof onder meer het volgende vastgesteld.

De verdachte heeft samen met zijn mededader, zijn moeder, overeenkomstig een vooraf met zijn moeder afgesproken taakverdeling, telkens goederen verkocht via marktplaats.nl. De verdachte heeft de verkoopadvertenties geplaatst; daarbij is gebruik gemaakt van valse namen. De verdachte heeft het contact onderhouden met de kopers. Na de transacties was de verdachte aan de hand van de door hem verstrekte contactgegevens niet meer te achterhalen. De verdachte heeft, met toestemming van zijn moeder, gebruik gemaakt van haar bankrekening. De moeder heeft pakketjes met nepzendingen verzonden. Uit die feiten en omstandigheden heeft het Hof kunnen afleiden dat als vaststaand moet worden aangenomen dat bij de desbetreffende verkooptransacties is gehandeld volgens een tevoren bedachte - bedrieglijke - werkwijze, die erop was gericht de kopers te bewegen tot afgifte en op het bemoeilijken van de traceerbaarheid van de verdachte.

In de bewijsoverwegingen ligt voorts besloten dat het Hof van oordeel is dat het niet anders kan dan dat het de verdachte is geweest die bij de verkopen diverse valse namen bezigde, dat hij ervan op de hoogte was dat zijn moeder nepzendingen verrichtte en dat zij de goederen niet konden of zouden leveren.

Op grond van dit een en ander is het oordeel van het Hof dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de oplichting zoals is bewezenverklaard en dat de bijdrage van de verdachte aan het bewezenverklaarde delict van voldoende gewicht is dat van medeplegen kan worden gesproken, toereikend gemotiveerd.

De middelen zijn tevergeefs voorgesteld.
 

Conclusie AG: anders

3.7. Uit de bewijsvoering komt naar voren dat de verdachte met instemming van zijn moeder haar bankrekeningnummer(s) heeft gebruikt bij vier transacties op Marktplaats. In twee gevallen werd gehandeld onder een vrouwennaam (E of B) maar werd de telefoon beantwoord door een man. In twee gevallen is niets geleverd. Pogingen om telefonisch dan wel via de mail nog in contact te komen falen. Het rekeningnummer dat is gebruikt bij de eerste transactie is twaalf dagen na het overmaken opgeheven. Bij een derde geval ging het om een aanbieding van “C” uit Den Haag. Hier is na overeenstemming wel iets toegezonden, alleen niet de kaartjes waarom werd gevraagd maar twee kartonnetjes. De advertentie is naderhand verwijderd en bij bellen kreeg de koper de voicemail. Bij de vierde klant ging het ook om kaartje, aangeboden door ene “D” uit Aalten. Deze koper kreeg niet de kaartjes, maar vijf onbeschreven gelinieerde A4-tjes. Op mail werd niet meer gereageerd.

3.8. Uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat volgens de medeverdachte (moeder) haar zoon (verdachte) advertenties zette en dat zij aan hem haar bankrekeningnummer(s) ter beschikking stelde en dat ze wist dat hij spullen op marktplaats verkocht. Ook kan daaruit worden afgeleid dat de verzending van de spullen door de medeverdachte werd gedaan. Uit zijn eigen verklaring kan worden afgeleid dat hij telefoons en/of kaartjes verkocht.

3.9. Hetgeen naar mijn idee ontbreekt in de bewijsvoering is de vaststelling dat de verdachte ofwel nooit over deze spullen beschikte, ofwel dat hij wist dat zijn moeder, als er al iets werd toegezonden, niet die spullen toezond waarover overeenstemming is bereikt. Zo kan m.i. niet worden afgeleid, zoals bewezenverklaard, dat hij in strijd met de waarheid telefoons of kaarten aanbood. Daarbij teken ik daarnaast aan dat de verdachte enkel heeft toegegeven dat hij de naam A wel eens gebruikt, maar er is eigenlijk ook geen vaststelling dat hij zich bediende van de andere namen. Ook is niet vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de telefoon beantwoordde toen een koper belde met “ B ” of een koper belde met “C”.

3.10. Het hof heeft wel een nadere motivering aan de bewezenverklaring gewijd. Daarin wijst het hof erop dat de verdachte zich (telkens) bedient van een valse naam en dat hij na de transactie niet meer reageert. Dat het hierbij gaat om een geraffineerd van tevoren bedachte bedrieglijke werkwijze kan echter niet zonder meer uit de bewijsmiddelen worden afgeleid. Daartoe is mijns inziens nodig dat kan worden vastgesteld dat de verdachte nooit over de aangeboden spullen heeft beschikt en/of dat verdachte weet had van het feit dat zijn moeder niet die goederen verzond en dat zij samen uitvoering gaven aan een gezamenlijk plan met een rolverdeling om kort gezegd mensen op te lichten. 

3.11. De middelen slagen.

 

Lees hier de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^