HR wijst herzieningsaanvraag af in zaak veroordeelde zakenman voor witwassen van 17 miljoen euro

Hoge Raad 10 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1826

De herzieningsaanvraag van de in 2014 onherroepelijk veroordeelde zakenman voor onder meer het witwassen van 17 miljoen euro afkomstig van de (in mei 2004 doodgeschoten) vastgoedhandelaar Endstra wordt afgewezen. Dat heeft de Hoge Raad geoordeeld.

Achtergrond

De zakenman (hierna: de aanvrager) is op 16 mei 2012 door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor (onder meer) het samen met anderen gewoontewitwassen van ruim 17 miljoen euro die Holleeder had afgeperst van Endstra. Het gerechtshof legde vier jaar gevangenisstraf op. De aanvrager heeft die straf uitgezeten. Ook is aan de aanvrager een ontnemingsmaatregel opgelegd van ruim 24 miljoen euro.

In september 2023 is een herzieningsaanvraag ingediend bij de Hoge Raad. In de aanvraag wordt herziening gevraagd van de veroordeling voor het gewoontewitwassen. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een nieuw gegeven, een zogenoemd novum. In de aanvraag wordt aangevoerd dat het ernstige vermoeden bestaat dat het hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken van het gewoontewitwassen als het hof bekend was geweest met dit gegeven.

Advies advocaat-generaal (AG)

De AG adviseerde de Hoge Raad(verwijst naar een andere website) op 24 september 2024 de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren.

Oordeel Hoge Raad

Volgens de wet kan als grondslag voor een herziening alleen dienen een met stukken onderbouwd (nieuw) gegeven dat bij de rechter die de eerdere veroordeling uitsprak niet bekend was én dat het ernstige vermoeden wekt dat het zou hebben geleid tot een andere uitkomst (geen veroordeling) als dit gegeven de rechter wel bekend zou zijn geweest.

Met de nieuwe stukken heeft de aanvrager een nadere onderbouwing willen geven aan een alternatief scenario dat in het strafproces ook al aan het hof is voorgelegd. Het hof vond dat scenario toen ongeloofwaardig. Dat alternatieve scenario houdt in dat Holleeder Endstra inderdaad heeft gedwongen om 17 miljoen euro aan de aanvrager te betalen, maar dat deze betalingen een reële schuld betroffen van Endstra aan de aanvrager. Daardoor dacht de aanvrager geld te hebben ontvangen waarop hij recht had. Hij heeft niet geweten van de afpersing van Endstra. Het was in dat scenario logisch dat de aanvrager vervolgens zelf zou worden afgeperst.

De Hoge Raad wijst erop dat het hof in zijn uitspraak al uitvoerig heeft uitgelegd waarom dit alternatieve scenario niet aannemelijk is. De stukken die de aanvrager heeft overgelegd leiden niet tot het ernstige vermoeden dat het hof anders zou hebben geoordeeld over dat alternatieve scenario als het hof die stukken had gekend en daarom de zakenman zou hebben vrijgesproken. Daarom is geen sprake van een novum.

De aanvraag is dus ongegrond en de Hoge Raad heeft daarom de herzieningsaanvraag afgewezen.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^