HvJ EU: exploitanten onlineplatformen in beginsel niet aansprakelijk voor illegaal uploaden van beschermde werken door gebruikers
/HvJ EU 22 juni 2021, C-682 en 683/18 (Youtube en Cyando)
Een exploitant van een onlineplatform kan bij de huidige stand van het EU-recht vrijgesteld worden van aansprakelijkheid voor het online delen van auteursrechtelijk beschermde content door derden op het platform. De vrijstelling geldt echter niet wanneer de exploitant kennis heeft van de concrete onwettige handelingen van de gebruikers van zijn platform met betrekking tot de op zijn platform geüploade beschermde content. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Duitse rechter.
Achtergrond
In richtlijn 2001/29 (EU-auteursrichtlijn) zijn bepaalde aspecten van het auteursrecht op EU-niveau geharmoniseerd. Auteurs hebben op grond van artikel 3, lid 1 van de EU-Auteursrichtlijn het recht om de ‘mededeling’ van hun auteursrechtelijke werken aan het publiek te verbieden.
In de digitale omgeving vinden veel inbreuken op het auteursrecht plaats doordat derden gebruik maken van de diensten van tussenpersonen (zoals onlineplatformen). Artikel 8, lid 3 van de EU-Auteursrichtlijn bepaalt dat de rechthebbenden van een auteursrechtelijk beschermd werk een verbodsactie bij de rechter kunnen instellen tegen zulke tussenpersonen. De verbodsactie kan worden ingesteld tegen tussenpersonen wiens diensten door derden worden gebruikt om inbreuk te maken op het auteursrecht.
In artikel 14, lid 1 van richtlijn 2000/31 (hierna: richtlijn elektronische handel) is vastgelegd dat diensten van de informatiemaatschappij (zoals onlineplatformen) onder voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van aansprakelijkheid wanneer derden hun diensten gebruiken om inbreuk te maken op het auteursrecht. In dit verband moet worden benadrukt dat de EU-wetgever inmiddels richtlijn 2019/790 heeft vastgesteld. Artikel 17 van die richtlijn voorziet voor exploitanten van online platforms in een specifieke aansprakelijkheidsregeling voor door de gebruikers van hun platformen illegaal geüploade werken. Deze nieuwe richtlijn is echter nog niet van toepassing op de onderhavige zaak.
In deze gevoegde zaken gaat het om Youtube en Cyando, die beiden exploitant van een onlineplatform (Youtube en Sharing) zijn. Rechthebbenden van auteursrechtelijk beschermde werken zijn van mening dat hun werken illegaal door derden zijn geüpload op die onlineplatformen. Om die reden zijn de rechthebbenden gerechtelijke procedures gestart tegen Youtube en Cyando. De zaken kwamen uiteindelijk bij de hoogste Duitse federale rechter in burgerlijke en strafzaken terecht. Deze rechter heeft het EU-Hof een aantal vragen gesteld omtrent de aansprakelijkheid van exploitanten van online platformen wanneer derden auteursrechtelijk beschermde werken op het platform uploaden.
Oordeel HvJ EU
Mededeling aan het publiek door een onlineplatform
De rechter wil in de eerste plaats van het EU-Hof weten of artikel 3, lid 1 van de EU-Auteursrichtlijn aldus moet worden uitgelegd dat een exploitant van een onlineplatform een ‘mededeling aan het publiek’ verricht wanneer gebruikers van dat platform auteursrechtelijk beschermde content illegaal beschikbaar stellen op het platform.
Het EU-Hof oordeelt dat de exploitant van een videodeelplatform (Youtube) of een host- en deelplatform voor bestanden (Sharing) in beginsel geen ‘mededeling aan het publiek’ verricht wanneer gebruikers van die platformen auteursrechtelijk beschermde content op het platform beschikbaar kunnen stellen. Een exploitant van een onlineplatform verricht echter wel een ‘mededeling aan het publiek’ wanneer hij niet alleen het platform ter beschikking stelt, maar er daarnaast actief aan bijdraagt dat het publiek in strijd met het auteursrecht toegang tot auteursrechtelijk beschermde content heeft. Het EU-Hof schetst vier situaties waarin een onlineplatform een ‘mededeling aan het publiek’ verricht.
In de eerste plaats wanneer de exploitant van het platform weet dat beschermde content op onwettige wijze op zijn platform beschikbaar wordt gesteld en deze content niet prompt verwijdert of de toegang ertoe niet prompt blokkeert;
In de tweede plaats wanneer de exploitant van het platform niet de passende maatregelen neemt om op geloofwaardige en doeltreffende wijze inbreuken op het auteursrecht op zijn platform tegen te gaan. De exploitant moet wel weten of behoren te weten dat beschermde content in het algemeen via zijn platform door gebruikers ervan illegaal ter beschikking aan het publiek wordt gesteld. De exploitant moet die maatregelen nemen die van een normaal behoedzame marktdeelnemer kunnen worden verwacht;
In de derde plaats wanneer de exploitant deelneemt aan de selectie van auteursrechtelijk beschermde content die illegaal aan het publiek wordt medegedeeld;
En ten slotte wanneer de exploitant hulpmiddelen op zijn platform aanbiedt die specifiek bedoeld zijn om auteursrechtelijk beschermde content illegaal te delen of het delen van die content bewust stimuleert. Het bewust stimuleren van het delen van die content kan blijken uit de omstandigheid dat de exploitant een bedrijfsmodel hanteert dat de gebruikers van zijn platform aanspoort om beschermde content illegaal op het platform mede te delen aan het publiek.
Vrijstelling van aansprakelijkheid
In de tweede plaats wil de rechter van het EU-Hof weten of een exploitant van een onlineplatform in aanmerking kan komen voor de vrijstelling van aansprakelijkheid op grond van artikel 14, lid 1 van de EU-richtlijn elektronische handel.
Het EU-Hof oordeelt dat een exploitant van een onlineplatform op grond van artikel 14, lid 1 van de EU-richtlijn elektronische handel vrijgesteld kan worden van aansprakelijkheid voor het online delen van auteursrechtelijk beschermde content via het platform wanneer hij geen actieve rol speelt bij het delen. De exploitant kan alleen worden uitgesloten van de vrijstelling van de aansprakelijkheid wanneer hij kennis heeft van de concrete onwettige handelingen van zijn gebruikers met betrekking tot de op zijn platform geüploade beschermde content.
Verbodsactie
In de derde plaats wil de rechter van het EU-Hof weten onder welke voorwaarden rechthebbenden van een auteursrecht een verbod kunnen laten opleggen aan exploitanten van onlineplatforms. De exploitant van het onlineplatform wordt aangemerkt als ‘tussenpersoon’, aangezien hij fungeert als schakel tussen de derde - die werken op het platform upload - en het publiek.
Het EU-Hof oordeelt dat een auteursrechthebbende slechts een verbod kan krijgen tegen een tussenpersoon indien de inbreuk voor het begin van de procedure aan die tussenpersoon werd gemeld en deze tussenpersoon niet prompt heeft gehandeld om de betrokken content te verwijderen, de content ontoegankelijk te maken of ervoor te zorgen dat de inbreuken zich niet opnieuw voordoen.
Lees hier de volledige uitspraak.