HvJ EU: Milieuorganisaties mogen goedkeuring sjoemeldiesels aanvechten

HvJ EU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:857

Software in dieselvoertuigen waardoor de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem bij normale temperaturen en dus tijdens het grootste deel van het jaar wordt verminderd, vormt een verboden manipulatie-instrument.

Deutsche Umwelthilfe, een vereniging voor milieubescherming die volgens het Duitse recht zaken voor de rechter kan brengen, betwist bij het Schleswig-Holsteinische Verwaltungsgericht (bestuursrechter Sleeswijk-Holstein, Duitsland) het besluit waarbij het Kraftfahrt-Bundesamt (federaal agentschap voor motorvoertuigenverkeer, Duitsland) voor bepaalde voertuigen van het merk Volkswagen1 groen licht heeft gegeven om software te gebruiken die, afhankelijk van de buitentemperatuur, de recirculatie van vervuilende gassen beperkt.

De betrokken software creëert een thermovenster dat ervoor zorgt dat de hoeveelheid gerecirculeerde uitlaatgassen 0 % bedraagt wanneer de buitentemperatuur lager is dan -9 graden Celsius. Die hoeveelheid bedraagt 85 % wanneer de buitentemperatuur tussen de -9 en 11 graden Celsius ligt, neemt verder toe vanaf 11 graden Celsius en bereikt alleen bij een omgevingstemperatuur boven de 15 graden Celsius 100 %. Bij de in Duitsland vastgestelde gemiddelde temperatuur, die in 2018 10,4 graden Celsius bedroeg, wordt de hoeveelheid gerecirculeerde uitlaatgassen dus verlaagd tot 85 %.

Volgens Deutsche Umwelthilfe vormt een dergelijk thermovenster een manipulatie-instrument dat door het Unierecht wordt verboden.

Duitsland, waartegen het beroep is gericht, betoogt dat Deutsche Umwelthilfe niet bevoegd is om op te komen tegen het bestreden besluit, dat een EG-typegoedkeuring wijzigt, zodat haar beroep niet-ontvankelijk is. Voorts is het betrokken thermovenster volgens de Bondsrepubliek verenigbaar met het Unierecht.

Het Schleswig-Holsteinische Verwaltungsgericht, dat twijfels heeft over die twee punten, heeft het Hof verzocht om uitlegging van, ten eerste, het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, gelezen in samenhang met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en, ten tweede, verordening nr. 715/2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie.

In zijn arrest antwoordt het Hof ten eerste dat het Verdrag van Aarhus, gelezen in samenhang met het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een vereniging voor milieubescherming die overeenkomstig het nationale recht procesbevoegdheid heeft, niet voor een nationale rechter kan opkomen tegen een bestuursbesluit waarbij een EG-typegoedkeuring wordt verleend of gewijzigd die mogelijkerwijs in strijd is met het verbod op het gebruik van manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van de emissiecontrolesystemen verminderen.

Het Verdrag van Aarhus, gelezen in samenhang met het Handvest, verplicht de lidstaten immers om een effectieve rechterlijke bescherming te waarborgen en verbiedt hun dergelijke verenigingen elke mogelijkheid te ontnemen om te doen toezien op de naleving van bepaalde voorschriften van het milieurecht van de Unie.

Wat het betrokken thermovenster betreft, brengt het Hof ten tweede in herinnering dat het met betrekking tot een identiek thermovenster2 reeds heeft geoordeeld dat een instrument dat de naleving van de emissiegrenswaarden alleen waarborgt bij een buitentemperatuur tussen de 15 en 33 graden Celsius en een rijhoogte onder de 1 000 meter, een „manipulatie-instrument” vormt.

Volgens verordening nr. 715/2007 zijn manipulatie-instrumenten die de doelmatigheid van de emissiecontrolesystemen verminderen verboden. Het Hof heeft echter al geoordeeld dat een manipulatie[1]instrument bij wijze van uitzondering gerechtvaardigd kan zijn indien wordt aangetoond dat het strikt noodzakelijk is om te voorkomen dat voor de motor acute risico’s in de vorm van schade of ongevallen ontstaan wegens een zodanig gebrekkige werking van een onderdeel van het uitlaatgasrecirculatiesysteem dat daardoor tijdens het rijden met een voertuig dat met dit systeem is uitgerust een concreet gevaar ontstaat. In deze zaak staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of dit het geval is.

Zoals het Hof eveneens reeds heeft geoordeeld, bestaat een dergelijke „noodzaak” om een manipulatie[1]instrument te gebruiken enkel wanneer op het moment van de EG-typegoedkeuring van dat instrument of van het voertuig dat ermee is uitgerust, met geen enkele andere technische oplossing kan worden vermeden dat zich acute risico’s voor de motor in de vorm van schade of ongevallen voordoen waardoor het gevaarlijk is om met dat voertuig te rijden.

Tot slot wijst het Hof erop dat, zelfs indien de hierboven beschreven noodzaak bestaat, een manipulatie[1]instrument hoe dan ook verboden is indien het onder normale verkeersomstandigheden tijdens het grootste deel van het jaar moet werken. Als het gebruik van een dergelijk instrument werd toegestaan, zou dat er immers toe kunnen leiden dat de uitzondering vaker geldt dan het verbod, waardoor op onevenredige wijze afbreuk zou worden gedaan aan het beginsel zelf dat de uitstoot van stikstofoxide moet worden beperkt.

De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^