HvJ-EU: Verbod op contante betalingen bij bestrijding fraude niet in strijd met EU-recht
/HvJ-EU 6 oktober 2021, C-544/19 (ECOTEX BULGARIA)
In hoeverre is een nationale wettelijke regeling op grond waarvan het iedere natuurlijke of rechtspersoon verboden is om op het nationale grondgebied een betaling in contanten te verrichten wanneer de waarde daarvan gelijk is aan de vastgestelde drempelwaarde of deze overschrijdt, en op grond waarvan die persoon onder bedreiging van een sanctie moet gebruikmaken van andere betaalmiddelen, verenigbaar met het Unierecht?
De in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale wettelijke regeling heeft betrekking op Bulgarije, die geen lidstaat van de eurozone is. Bulgarije heeft de status van „lidstaat die valt onder een derogatie” als bedoeld in artikel 139, lid 2, VWEU en is niet gebonden aan de Unierechtelijke bepalingen die gelden voor de monetaire uitgifte en het gebruik van de eenheidsmunt, met name de status van wettig betaalmiddel van biljetten en munten in euro’s. Niettemin maakt zij deel uit van de interne markt van de Unie en is zij om die reden gehouden de desbetreffende verkeersvrijheden te eerbiedigen.
HvJ-EU: Een regeling van een lidstaat die natuurlijke en rechtspersonen verbiedt om een betaling op het nationale grondgebied ten bedrage van een vastgestelde drempel of meer te verrichten in contanten, en hen verplicht een dergelijk bedrag over te schrijven of te storten op een betaalrekening, valt niet binnen de werkingssfeer van richtlijn (EU) 2015/849.
Artikel 63 VWEU, gelezen in samenhang met artikel 49, lid 3, van het Handvest, verzet zich niet tegen een regeling van een lidstaat die, met het oog op de bestrijding van belastingfraude en - ontwijking, natuurlijke en rechtspersonen verbiedt om op het nationale grondgebied een betaling in contanten te verrichten wanneer het bedrag ervan gelijk is aan of hoger is dan een vastgestelde drempel, en hen verplicht een dergelijk bedrag over te schrijven of te storten op een betaalrekening, ook indien het gaat om de uitkering van dividenden van een vennootschap, en die voorts voorziet in een sanctieregeling voor schendingen van dit verbod waarin het bedrag van de geldboete die kan worden opgelegd wordt berekend op basis van een vast percentage dat wordt toegepast op het totaalbedrag van de in strijd met het genoemde verbod verrichte betaling, zonder dat deze geldboete kan worden aangepast aan de concrete omstandigheden van het geval, mits deze regeling geschikt is om de verwezenlijking van de genoemde doelstellingen te garanderen en niet verder gaat dan noodzakelijk is om deze te bereiken.
Lees hier de volledige uitspraak.