Installateur heeft tachograafinstallaties (geautomatiseerd werk) gemanipuleerd en in vrachtwagens ingebouwd. Art. 161sexies Sr niet van toepassing nu vereiste mate van gevaarzetting niet vast staat.

Rechtbank Rotterdam 20 februari 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:1463

De verdachte, als installateur werkzaam bij een door het RDW erkend installateur voor tachografen, heeft tachograafinstallaties en/of pulsgevers gemanipuleerd en in vrachtwagens ingebouwd waardoor niet de juiste rust- en rijtijden geregistreerd konden worden. Ook heeft de verdachte materiaal geschikt voor het manipuleren van tachograafinstallaties voorhanden gehad en heeft hij als installateur valse registerkaarten opgemaakt en voorhanden gehad. De criminele opbrengsten uit dit strafbaar handelen heeft de verdachte witgewassen.

De feiten

In de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2018 is de verdachte werkzaam geweest als chef werkplaats bij naam medeverdachte rechtspersoon aan de vestigingsadres in vestigingsplaats. De werkzaamheden van de verdachte bestonden onder meer uit het inbouwen en keuren van tachografen. Bij besluit van 4 oktober 2012 heeft de RDW naam medeverdachte rechtspersoon (hierna: de medeverdachte) een erkenning als installateur verleend op grond waarvan zij bevoegd is tachografen te keuren. Bij het keuren van tachografen wordt gebruik gemaakt van een werkplaatskaart; een persoonsgebonden aan de installateur verstrekte kaart voorzien van een pincode. Aan de verdachte is een werkplaatskaart met nummer verstrekt.

De verdachte was onder meer belast met het keuren cq. ijken van tachografen. Vóór het ijken van de tachograaf doet de installateur een manipulatiecheck. Na de ijking wordt een registerkaart opgemaakt waarin onder meer wordt vermeld of er wel of geen manipulaties zijn aangetroffen. Op het moment dat een tachograaf wordt geijkt, dient de werkplaatskaart in de tachograaf aanwezig te zijn. Na de ijking wordt de verzegeling aangebracht en wordt de ijking online bij de RDW afgemeld. Tot slot wordt door de installateur een installatieplaatsje aangebracht. Uit de aanwezigheid van het installatieplaatje kunnen derden opmaken dat de tachograaf niet gemanipuleerd is.

Naar aanleiding van verschillende incidenten heeft op 22 juli 2017 in het bedrijfspand aan de vestigingsadres in vestigingsplaats een handhavingsactie plaatsgehad. Bij deze actie is vastgesteld dat in vijf vrachtwagens waarvan het kenteken op naam van de medeverdachte is gesteld, gemanipuleerde tachograafinstallaties aanwezig waren. Ook in een vrachtwagen waarvan het kenteken op naam van naam bedrijf 1 in plaats is gesteld, werd op aanwijzing van de verdachte een gemanipuleerde tachograafinstallatie aangetroffen. Daarnaast werden vier losse pulsgevers aangetroffen, die eveneens gemanipuleerd bleken te zijn. De verdachte heeft op die dag de inspecteurs en politieambtenaren toegang verleend tot het bedrijfspand, met hen gesproken en vragen beantwoord. Van de handhavingsactie is een verslag gemaakt, waarin uitspraken van de verdachte zijn opgenomen.

Op 31 januari 2018 heeft een doorzoeking plaatsgehad in het bedrijfspand aan de vestigingsadres in vestigingsplaats, in de woning van de verdachte en in diens auto. In het bedrijfspand werden onder meer bewegingssensoren, tachografen, printplaatsjes en devices aangetroffen, die door aanwezige opsporingsambtenaren werden herkend als materialen geschikt voor het manipuleren van pulsgevers en tachografen. In de administratie werd een viertal registerkaarten aangetroffen behorende bij vier van de hiervoor bedoelde vrachtwagens waarvan de tachograafinstallatie was gemanipuleerd. In de auto van de verdachte werd een postpakket afkomstig uit Polen en gericht aan naam verdachte te woonplaats verdachte aangetroffen. In het pakket zaten twee tachografen.

Standpunt officier van justitie

De verdachte heeft de bij de medeverdachte en bij naam bedrijf 1 aangetroffen gemanipuleerde tachografen en pulsgevers ingebouwd. De tachograafinstallatie is aan te merken als een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 161sexies van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Een losse pulsgever is te beschouwen als een werk voor telecommunicatie. Manipulatie van de tachograaf of pulsgever heeft als doel dat de rij- en rusttijden niet juist worden geregistreerd, zodat de chauffeur ongezien langer achtereen kan rijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat vermoeidheid de kans op ongevallen vergroot. Ook worden de veiligheidssystemen van de vrachtwagen gemanipuleerd. Als gevolg van het handelen van de verdachte is aldus gevaar voor verkeersongevallen, ofwel gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen ontstaan, zodat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.

Het onder 2 ten laste gelegde is eveneens wettig en overtuigend bewezen nu de verdachte als installateur na keuring cq. ijking registerkaarten heeft opgemaakt en op die registerkaarten heeft vermeld dat in de desbetreffende tachografen geen manipulaties zijn aangetroffen, terwijl de gemanipuleerde tachograafinstallaties op een eerder moment door de verdachte zijn ingebouwd. Het viertal aangetroffen registerkaarten is dan ook valselijk opgemaakt en in de administratie van naam medeverdachte rechtspersoon opgenomen.

Het onder 3 ten laste gelegde is eveneens wettig en overtuigend bewezen. Door de verdachte is €39.733 aan betalingen ontvangen en is tot €93.200 aan contante stortingen gedaan op privérekeningen van de verdachte en op de zakelijke rekening van zijn bedrijf naam bedrijf 2 waarvan de verdachte de gemachtigde is. Deze gelden zijn inmiddels uitgegeven en bovendien aan het zicht van de fiscus onttrokken, zodat sprake is van verhullingshandelingen ten aanzien van bedoelde bedragen. Daarnaast heeft de verdachte contante uitgaven gedaan voor een totaalbedrag van €4.462,30. Van deze bedragen van €93.200, €39.733 en €4.462,30 is geen legale herkomst bekend, terwijl het dossier aanwijzingen bevat waaruit volgt dat de verdachte ook voor derden tegen betaling gemanipuleerde apparatuur heeft ingebouwd. Er is sprake van een vermoeden van witwassen en het is dan aan de verdachte om hier een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring tegenover te stellen. De verdachte heeft dit nagelaten, zodat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor de herkomst van het geld heeft te gelden.

Standpunt verdediging

De raadsman concludeert tot vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en heeft daartoe – voor zover thans van belang – de volgende verweren aangevoerd.

De verklaring van de verdachte van 22 juli 2017 en de (waarnemingen van de) door verdachte op die dag verrichte handelingen moeten van het bewijs worden uitgesloten. Gelet op alle feiten en omstandigheden in de aanloop naar en op 22 juli 2017 was reeds voorafgaand aan de handhavingsactie jegens de verdachte sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit, te weten manipulatie van tachografen. Gezien deze verdenking had de verdachte op 22 juli 2017 van meet af aan de cautie gegeven moeten worden, zodat hij gebruik had kunnen maken van het zwijgrecht. De autoriteiten hebben dit nagelaten, zodat sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, wat moet leiden tot bewijsuitsluiting. Van een spontane verklaring of bekentenis van de verdachte zoals gerelateerd is geen sprake. Bij gebrek aan bewijs in de vorm van een verklaring van de verdachte en/of de door hem verrichte handelingen is er geen bewijs dat hij het ten laste gelegde heeft begaan.

De tachograaf is geen geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 161sexies, 350c of 350d Sr. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat onder een geautomatiseerd werk wordt verstaan een inrichting bestemd om langs electronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen. Een tachograaf registreert slechts gegevens zoals de rij- en rusttijden en slaat deze gegevens op. Van enig verwerken of overdragen van gegevens is geen sprake. Verder is geen sprake van een werk voor telecommunicatie.

Van gevaarzetting als bedoeld in artikel 161sexies Sr als gevolg van de gemanipuleerde tachografen is geen sprake. Het moet gaan om een concreet en voorzienbaar gevolg van het handelen van de verdachte, zodanig dat dit gevolg naar objectieve maatstaven in redelijkheid aan de verdachte kan worden toegerekend. Een gemanipuleerde tachograaf registreert enkel gegevens en het is slechts de latere gebruiker van de tachograaf en diens handelen die eventueel enig gevaar kunnen inroepen. Een causaal verband tussen het manipuleren van tachografen en gevaar ontbreekt dan ook. Bovendien wijst de eerder aan naam medeverdachte rechtspersoon opgelegde bestuurlijke boete en in het bijzonder de hoogte daarvan niet op enige samenhang tussen de aangebrachte manipulaties en levensgevaar.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde ontbreekt wettig en overtuigend bewijs waaruit volgt op welk moment de aangetroffen manipulaties zijn aangebracht, zodat niet vastgesteld kan worden dat de verdachte op het moment van ijking van de tachografen had moeten bemerken dat deze waren gemanipuleerd en op de registerkaarten had moeten vermelden dat sprake was van afwijkingen. Uit de verklaringen van de getuigen van de RDW die bij de handhavingsactie van 22 juli 2017 aanwezig waren volgt ook dat het moment waarop de pulsgevers zijn gemanipuleerd niet met zekerheid vastgesteld kan worden. Derhalve kan ook niet worden vastgesteld dat de registerkaarten valselijk zijn opgemaakt, zodat de verdachte op dit punt moet worden vrijgesproken. Voor zover de rechtbank van oordeel is dat de registerkaarten vals zijn, maakt het enkele passief in de bedrijfsadministratie opnemen van bedoelde registerkaarten niet dat sprake is van het gebruiken van valse geschriften, zodat ook op dit punt vrijspraak dient te volgen.

Alleen het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde kan als grondmisdrijf voor witwassen worden beschouwd. Bij vrijspraak van die feiten, dient ook vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde te volgen. Daar komt bij dat enig verband tussen de in kaart gebrachte geldstromen en het manipuleren van tachografen ontbreekt. Zo er al sprake zou zijn van het manipuleren van tachografen door de verdachte, moeten de inkomsten die hij daarmee heeft gegenereerd worden aangemerkt als opbrengsten onmiddellijk uit eigen misdrijf verkregen. In dat geval is de zelfpleger-exceptie van toepassing en is voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen vereist dat de handelingen van de verdachte ook gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de gelden. Van dit laatste is geen sprake; de gelden zijn juist vol in het zicht op de eigen bankrekening geplaatst.

Beoordeling

Feit 1

Onder feit 1 is, kort gezegd, ten laste gelegd manipulatie van tachografen en pulsgevers, wat primair gemeen gevaar voor personen of goederen of de levering van diensten zou hebben opgeleverd als bedoeld in artikel 161sexies Sr en subsidiair stoornis zou hebben veroorzaakt in de werking van een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 350c Sr. Daarnaast is subsidiair cumulatief ten laste gelegd het voorhanden hebben van apparatuur als printplaatjes en “kastjes” waarmee de werking van een geautomatiseerd werk kan worden bemoeilijkt of verhinderd als bedoeld in artikel 350d Sr. Meer subsidiair is overtreding van de Warenwet ten laste gelegd.

Vast staat dat op 22 juli 2017 in de vrachtwagens voorzien van kentekennummers kentekennummer 1, kentekennummer 2, kentekennummer 3, kentekennummer 4, kentekennummer 5 en kentekennummer 6 gemanipuleerde tachograafinstallaties zijn aangetroffen. Vast staat eveneens dat in de bedrijfsruimte vier losse, gemanipuleerde pulsgevers zijn aangetroffen. Daarnaast zijn in het kantoor in de bedrijfsruimte, bij de verdachte thuis en in zijn auto printplaatjes, tachografen en bewegingssensors aangetroffen.

Feit 1 Primair

Artikel 161sexies Sr is een gevaarzettingsdelict. Bij gevaarzettingsdelicten wordt strafbaar gesteld een handeling die een rechtsbelang bedreigt. Daarbij kan in theorie sprake zijn van een abstracte of concrete gevaarzetting. De officier van justitie gaat uit van een abstracte gevaarzetting. Evenwel zal gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 161sexies Sr van concrete gevaarzetting sprake moeten zijn (vergelijk de conclusie van de AG Silvis bij HR 21 december 2010, ECLI:NL:HR:2010: BN8840 en de daar aangehaalde memorie van toelichting). Niet bewezen is dat door het manipuleren van de tachograafinstallaties concreet gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of voor de dienstverlening te duchten is geweest. De enkele stelling dat met gemanipuleerde tachograafinstallaties langer kan worden gereden dan wettelijk is toegestaan en dat de veiligheidssystemen door manipulatie in storing kunnen raken, is daarvoor onvoldoende. Niet gesteld of gebleken is immers dat met de aangetroffen gemanipuleerde tachograafinstallaties daadwerkelijk de rij- en rusttijden zijn overschreden en/of hiermee een reële kans op een storing van de veiligheidssystemen bestond. Dat geldt eens te meer voor pulsgevers die niet in een tachograafinstallatie zijn ingebouwd. De verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.

Feit 1 subsidiair

Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie volgt dat onder een geautomatiseerd werk als bedoeld in de artikelen 350c en 350d Sr wordt verstaan een inrichting bestemd om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen.

Uit het dossier volgt dat de tachograaf onderdeel is van een installatie. De installatie bestaat onder meer uit een pulsgever (bewegingssensor) die, zodra de vrachtwagen gaat bewegen, een rijsignaal doorgeeft aan de tachograaf, waarna gegevens op de schijf of de bestuurderskaart worden opgeslagen. Gelet op deze beschrijving is de tachograafinstallatie, de pulsgever inbegrepen, aan te merken als een inrichting bestemd om (rij-)bewegingen te registreren en te verwerken (tot een rijsignaal), welke signalen aan de tachograaf worden overgedragen. De conclusie is dat een tachograafinstallatie is aan te merken als een geautomatiseerd werk in de zin van voormelde artikelen.

Vervolgens rijst de vraag of de losse pulsgevers als geautomatiseerd werk zijn aan te merken. In zijn arrest van 17 december 2019, ECLI:NL:HR:1973 heeft de Hoge Raad overwogen: “Een inrichting kan alleen als ‘geautomatiseerd werk’ worden aangemerkt indien zij geschikt is om drie functies te vervullen, te weten opslag, verwerking en overdracht van gegevens. Dat begrip ‘geautomatiseerd werk’ is echter niet beperkt tot apparaten die zelfstandig aan deze drievoudige eis voldoen. Daaronder vallen ook netwerken bestaande uit computers en/of telecommunicatievoorzieningen, evenals delen van zulke geautomatiseerde werken”. Gelet op het laatst aangehaalde zinsdeel oordeelt de rechtbank dat een onderdeel van een geautomatiseerd werk, ook als dat niet is aangesloten op of verbonden met andere onderdelen waarmee het dient samen te werken om de drie genoemde functies te vervullen, ook een geautomatiseerd werk in de zin van de wet is.

De ten laste gelegde manipulaties aan de tachograafinstallaties zijn (wel) aan te merken als het veroorzaken van een stoornis in de werking van die werken, waardoor de opslag, verwerking of overdracht van gegevens werd bemoeilijkt. Deze handelingen zijn strafbaar gesteld bij het artikel 350c Sr zoals van toepassing tijdens de subsidiair ten laste gelegde periode. De op 31 januari 2018 in het bedrijfspand van naam medeverdachte rechtspersoon en in de woning van verdachte aangetroffen bewegingssensoren, tachografen, printplaatsjes en devices zijn aan te merken als apparatuur die in hoofdzaak is geschikt gemaakt of ontworpen voor het opzettelijk veroorzaken van een dergelijke stoornis, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 350d Sr.

De volgende vraag is of kan worden bewezen dat de verdachte de manipulaties heeft uitgevoerd en de bedoelde apparatuur voorhanden heeft gehad.

Bij de handhavingsactie van 22 juli 2017 heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij bij de voertuigen met de kentekens kentekennummer 5, kentekennummer 1, kentekennummer 2, kentekennummer 3 en kentekennummer 4 van naam medeverdachte rechtspersoon en bij een voertuig van naam bedrijf 1 in plaats (naar later bleek, met kenteken kentekennummer 6 ) gemanipuleerde tachograafinstallaties heeft ingebouwd. Vervolgens heeft hij onder toeziend oog van de opsporingsambtenaren de tachograafinstallaties van de voertuigen van naam medeverdachte rechtspersoon uitgebouwd. Voor zover de raadsman heeft betoogd dat deze verklaring van de verdachte en de (waarnemingen van de) door verdachte op die dag verrichte handelingen, niet kunnen meewerken aan het bewijs, wordt dit verweer verworpen. Hoewel de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat er alle aanleiding bestond om de verdachte op 22 juli 2017 materieel als verdachte van enig strafbaar feit aan te merken, behoeft de omstandigheid dat hij die dag niet op zijn rechten als verdachte is gewezen, in dit geval niet tot bewijsuitsluiting te leiden. Uit het rapport van bevindingen van de handhavingsactie van 22 juli 2017 volgt dat de verdachte die dag spontaan zijn volledige medewerking heeft toegezegd en uit eigen beweging heeft verklaard dat hij de aangetroffen manipulaties heeft aangebracht en deze ook graag zelf ter plaatse zou uitbouwen, zodat de vrachtwagens daags na de handhavingsactie weer de weg op zouden kunnen. Onder deze omstandigheden kan het uitblijven van een cautie niet als vormverzuim worden beschouwd, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is (vergelijk HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:389). De verklaring van de verdachte en de overige gerelateerde waarnemingen van de handelingen van de verdachte op 22 juli 2017, voor zover voor het bewijs gebruikt, zijn niet op onrechtmatige wijze verkregen en zullen meewerken aan het bewijs. De rechtbank acht mede op grond hiervan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen die de verdachte in gesprek met een opsporingsambtenaar heeft afgelegd zijn niet als spontaan aan te merken en blijven buiten beschouwing, nu is verzuimd de cautie te geven.

Feit 2

Kort gezegd is ten laste gelegd het valselijk opmaken en gebruiken dan wel voorhanden hebben van een viertal registratiekaarten. Op de registratiekaarten wordt de ijking van een tachograaf in een vrachtauto gemeld. De valsheid zou er in bestaan dat in strijd met de waarheid op de registratiekaarten is vermeld dat geen afwijking in de desbetreffende tachograaf is vast gesteld.

Het ten aanzien van feit 2 gevoerde verweer dat niet vastgesteld kan worden op welk moment de aangetroffen manipulaties van de tachografen zijn aangebracht, zodat evenmin vastgesteld kan worden dat de verdachte ter gelegenheid van de ijking van de tachograafinstallaties had moeten bemerken dat deze waren gemanipuleerd en op de registerkaarten had moeten vermelden dat sprake was van afwijkingen, slaagt niet. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de manipulaties aan de tachograafinstallaties in de vier vrachtwagens met kenteken kentekennummer 1, kentekennummer 4, kentekennummer 3 en kentekennummer 2 heeft aangebracht. Uit het dossier volgt voorts dat de verdachte op 16 maart 2017, 10 mei 2017, 24 mei 2017 en 26 mei 2017, de in deze voertuigen aangebrachte tachograafinstallaties heeft geijkt. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de gemanipuleerde tachograafinstallaties in de genoemde vrachtwagens vóór de desbetreffende ijkdata heeft ingebouwd. In de voorgeschiedenis van meerdere schorsingen van de medeverdachte als erkenninghouder in 2015 en latere incidenten waaruit onregelmatigheden naar voren zijn gekomen, ziet de rechtbank een sterke aanwijzing dat de verdachte al geruime tijd en ook voor de desbetreffende ijkdata bezig is geweest met het aanbrengen van manipulaties aan tachograafinstallaties. Ook uit onderzoek naar whats-app- en bankgegevens uit de periode 2014 tot en met 2017 met betrekking tot de verdachte volgt dat hij kennelijk al langer gemanipuleerde tachograafinstallaties inbouwde. Daarnaast heeft een RDW-medewerker bij de handhavingsactie op 22 juli 2017 geconstateerd dat gezien de mate van vervuiling van een tweetal aangetroffen pulsgevers deze reeds voor het moment van ijking ingebouwd waren. Daar komt bij dat de desbetreffende vrachtwagens op het moment van ijking al geruime tijd op de weg reden en dat de door de verdachte bij deze vier vrachtwagens uitgevoerde kalibratie telkens is uitgevoerd in het kader van een tweejaarlijkse kalibratie.

Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank het buitengewoon onaannemelijk dat in alle vier de vrachtwagens van de medeverdachte in de korte periode na de uitvoering van de tweejaarlijkse kalibratie tot de handhavingsactie op 22 juli 2017 de gemanipuleerde tachograafinstallaties zouden zijn aangebracht. Aanwijzingen dat de verdachte of een ander in deze korte periode deze gemanipuleerde tachograafinstallaties zou hebben ingebouwd, zijn bovendien niet gebleken. Het voorgaande brengt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de manipulaties voorafgaand aan de momenten van het opmaken van de registerkaarten (in de periode 1 juli 2015 tot en met 26 mei 2017) zijn aangebracht en wel door de verdachte. Eén en ander maakt dat de verdachte de vier aangetroffen registerkaarten valselijk heeft opgemaakt en in de bovenbedoelde bedrijfsruimte in de administratie heeft opgenomen en daarmee voorhanden heeft gehad. Gelet hierop is het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 3

Vast staat dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanbrengen van manipulaties aan tachograafinstallaties. Aannemelijk is geworden dat de verdachte met deze werkzaamheden contante geldbedragen heeft verkregen onder meer door zijn diensten aan derden aan te bieden. Hiermee is sprake is van een brondelict voor witwassen.

In dit verband volgt uit het proces-verbaal van verdenking van witwassen dat in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 januari 2018 op de (privé-)bankrekeningen van de verdachte en de zakelijke rekening op naam van de eenmanszaak naam bedrijf 2, waarvan de verdachte gemachtigde is, contante stortingen zijn gedaan voor een bedrag van in totaal €93.200. Daarnaast zijn in deze periode op deze bankrekeningen in totaal (afgerond) €70.545 aan buitenlandse betalingen gedaan in verband met de aankoop van electronica die gebruikt kan worden voor de manipulatie van tachograafinstallaties. Tegenover deze uitgaven van in totaal €70.545 staat slechts aan legale inkomsten de in deze periode op de bankrekeningen ontvangen factuurinkomsten van in totaal €39.733. Er resteert dus een bedrag van €30.812 aan buitenlandse betalingen die met de inkomsten uit de contante stortingen zijn gedaan en waarvoor geen (legale) herkomst bekend is geworden. Daarnaast heeft de verdachte in genoemde periode contante geldbedragen uitgegeven aan onder meer sieraden voor in totaal €4.462,30. Ook voor deze geldbedragen is geen (legale) herkomst bekend geworden.

Gezien het voorgaande bestaat er een gerechtvaardigd vermoeden dat de buitenlandse betalingen van in totaal €30.812 en de contante uitgaven van in totaal €4.462,30, van misdrijf afkomstig zijn. Het is dan aan de verdachte om hier een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring tegenover te stellen. De verdachte heeft dit nagelaten, zodat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring voor de herkomst van het geld heeft te gelden.

Door het bedrag van €30.812 te benutten voor buitenlandse betalingen en het bedrag van €4.462,30 uit te geven aan onder meer sieraden, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van deze geldbedragen. De verdachte heeft de bedragen niet alleen voorhanden gehad, maar ook gebruikt, zodat de zelfpleger-exceptie niet opgaat. Het onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen in navolgende zin.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 subsidiair: Het opzettelijk veroorzaken van een stoornis in de werking van enig geautomatiseerd werk, terwijl daardoor wederrechtelijk verhindering of bemoeilijking van de opslag, verwerking of overdracht van gegevens is ontstaan, meermalen gepleegd; en Met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 350c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een zodanig misdrijf, voorhanden hebben.

  • Feit 2: de voortgezette handelingen van Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; en Opzettelijk voorhanden hebben van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

  • Feit 3: Witwassen, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Conform de eis van de officier van justitie oplegging van een taakstraf voor de duur van 228 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^