Is een Instagram-account een voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring?

Parket bij de Hoge Raad 8 maart 2022, ECLI:NL:PHR:2022:220

Op 10 september 2020 zijn onder de klager onder meer de twee Instagram-accounts "@account 1" en "@account 2" in beslag genomen. De klager wordt ervan verdacht dat hij via deze Instagram-accounts (valse) merkkleding zou verkopen, dan wel deze accounts zou gebruiken om mensen naar Whatsapp-groepen en andere accounts te leiden waar deze goederen werden aangeboden.

Namens de klager is op 28 september 2020 een klaagschrift ex art. 552a Sv ingediend waarin hij zich verzet tegen deze inbeslagneming. Tijdens de raadkamerzitting van 18 januari 2021 heeft de officier van justitie het beslag toegelicht. Hier heeft hij ten aanzien van het doel van de inbeslagneming gesteld voornemens te zijn de Instagram-accounts in de strafzaak tegen de klager verbeurd te laten verklaren, omdat sprake zou zijn geweest van strafbare feiten die zijn gepleegd “met behulp van de Instagram-accounts”. Het gaat in deze zaak dus om beslag op de voet van art. 94 lid 2 Sv, ten behoeve van verbeurdverklaring op grond van art. 33a lid 1 onder c Sr.

De rechtbank Noord-Holland heeft bij beschikking van 8 februari 2021 het klaagschrift ex art. 552a Sv gedeeltelijk gegrond verklaard.

Middel

Het middel bevat de klacht dat het oordeel van de rechtbank dat de inbeslaggenomen Instagram-accounts niet kunnen worden aangemerkt als voorwerpen in de zin van artikel 94 lid 2 Sv getuigt van een onjuiste rechtsopvatting.

Conclusie AG

Op grond van de wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat de wetgever bij de vormgeving van de huidige regelingen van de verbeurdverklaring en de onttrekking aan het verkeer een voorwerpsbegrip voor ogen heeft gehad waar gebruiksrechten op Instagram-accounts niet onder vallen. In de aanpassingen van de wettelijke mogelijkheden voor het bestrijden van (computer)criminaliteit sindsdien, is te zien dat de wetgever heeft gekozen voor het in het leven roepen van nieuwe bevoegdheden die het mogelijk maken om onrechtmatig materiaal op het internet uit de lucht te halen: art. 125o en 125p Sv.

Deze bepalingen zijn gedeeltelijk gemodelleerd naar de maatregel van onttrekking aan het verkeer, maar kennen een ander object: gegevens in plaats van voorwerpen. Deze nieuwe bepalingen hebben elk zo hun beperkingen, maar dat op zichzelf lijkt mij onvoldoende reden om het voorwerpsbegrip zoals dat onder meer in art. 33a Sr staat ruimer uit te leggen. Dat betekent ook dat de inbeslagneming van dergelijke gegevens niet mogelijk is en de beslissing van de rechtbank juist is. Het middel faalt.

Lees hier de volledige conclusie.

Print Friendly and PDF ^