Is klaagschrift dat 22 jaar na inbeslagneming van voorwerpen is ingediend zo spoedig mogelijk ingediend a.b.i. art. 552a lid 3 Sv?
/Hoge Raad 13 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:319
Op 15 januari 2015 is op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering een klaagschrift ingediend.
Tegen de klager is een gerechtelijk vooronderzoek geopend. Op 14 april 1992 heeft de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de voormalige woning van de klager aan de a-straat 1 te Rotterdam. Daarbij is op de voet van artikel 94 Sv (onder meer) het volgende in beslag genomen:
- een contant geldbedrag van fl. 43.000,=;
- een contant geldbedrag van fl. 1.335,=;
- en een op of bij voornoemd adres aangetroffen personenauto van het merk Citroen voorzien van het kenteken AA-00-BB.
Op 15 april 1992 heeft de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in een pand aan de Argonautenweg te Rotterdam, waarin een filiaal van de ABN-Amrobank was gevestigd. Daarbij zijn de volgende in een safeloket aangetroffen geldbedragen in beslag genomen:
- een contant geldbedrag van $ 29.980;
- een contant geldbedrag van fl. 550.000.
Op 13 november 2014 heeft de officier van justitie de strafzaak tegen de klager geseponeerd.
Het klaagschrift strekt tot teruggave aan de klager van de hiervoor bij de feiten benoemde door de rechter-commissaris in beslag genomen auto, althans de opbrengst van een eventuele verkoop daarvan, en geldbedragen.
In het klaagschrift is gesteld dat bij de doorzoeking op het voormalige woonadres van de klager ook een personenauto van het merk Citroen, met het kenteken CC-00-DD in beslag genomen is. Het klaagschrift strekt eveneens tot teruggave aan de klager van deze auto, althans de (eventuele) verkoopopbrengst daarvan.
De rechtbank Rotterdam heeft de klager bij beschikking van 22 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingediende klaagschrift, strekkende tot opheffing van het beslag op en teruggave aan hem van onder hem inbeslaggenomen geldbedragen en personenauto’s.
Middel
Het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat het klaagschrift niet zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen is ingediend.
Beoordeling Hoge Raad
De geschiedenis van de totstandkoming van de wet die heeft geleid tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere vermogenssancties, Wet van 10 december 1992, Stb. 1993, 11, houdt ten aanzien van die bepaling en in het bijzonder de daarin opgenomen termijn onder meer het volgende in:
- memorie van toelichting
"De ondergetekende heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt een wijziging voor te stellen van de termijn waarbinnen een beklag op grond van art. 552a Sv kan worden ingesteld. Thans is bepaald, dat het beklag binnen drie jaren na de inbeslagneming der voorwerpen moet zijn ingediend. Dat kan tot gevolg hebben dat wanneer de vervolging zich over een langere periode uitstrekt - hetgeen wanneer hoger beroep en cassatieberoep wordt ingesteld gemakkelijk het geval kan zijn - een tardief ingesteld beklag niet meer door de strafrechter kan worden behandeld, ook al is de vervolging nog gaande. Dan blijft echter de gang naar de burgerlijke rechter open, met als consequentie dat het dossier tussen het strafrechterlijk en het civielrechterlijk circuit zal gaan circuleren. Zulks is niet doelmatig. De kans daarop wordt als gevolg van het instellen van s.f.o.'s en de afsplitsing van ontnemingsprocedures van de hoofdzaak alleen maar groter. Vandaar dat wordt voorgesteld dat beklag op grond van art. 552a Sv in beginsel ontvankelijk is zolang de vervolging, waaronder mede is begrepen een s.f.o. en de ontnemingsprocedure, nog loopt. De uiterste termijn daarbij is gelegd bij drie maanden nadat de vervolging der zaak tot een einde is gekomen. Wel blijft gelden dat het beklag 'zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming' moet worden ingediend, zodat de rechter op die grond tot niet-ontvankelijkheid van een klacht wegens laksheid bij de indiening daarvan kan besluiten." (Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, p. 44-45)
- memorie van antwoord
"De leden van de fractie van het CDA hebben gevraagd naar de betekenis van de term 'zo spoedig mogelijk' in artikel 552a Sv evenals naar de opvatting van het openbaar ministerie over de beklagregeling. In verband met de weergegeven term zij erop gewezen dat het voorstel wat dit betreft geen wijziging ten opzichte van de bestaande regeling meebrengt. Met die term is aangegeven dat degene die zijn beklag wenst te doen daarvoor na het tijdstip waarop hem de grond daarvoor ter kennis kwam, niet meer tijd neemt dan hij in redelijkheid geacht kan worden nodig te hebben. Onder omstandigheden is denkbaar dat de rechter een kennelijk door nalatigheid vertraagde klacht op die grond niet ontvankelijk acht." (Kamerstukken II 1990/91, 21 504, nr. 5, p. 31-32)
De Rechtbank heeft vastgesteld dat in 1992 in het kader van een gerechtelijk vooronderzoek een doorzoeking ter inbeslagneming is verricht in de woning van de klager alsmede in een safeloket in een bankgebouw, dat daarbij beslag is gelegd op geldbedragen en een auto en voorts dat kennelijk bewust pas 18 jaar daarna voor het eerst, naar de Hoge Raad begrijpt bij het Openbaar Ministerie, is geklaagd over het voortduren van het beslag en pas in 2015 het klaagschrift in de onderhavige zaak is ingediend. De Rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het verweer dat de klager zijn verdedigingspositie als verdachte binnen het gerechtelijk vooronderzoek zou hebben geschaad indien hij eerder had geklaagd niet dit concrete tijdsverloop tussen de inbeslagneming en het indienen van het klaagschrift rechtvaardigt en dat mitsdien het klaagschrift niet zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming is ingediend. In het licht van hetgeen hiervoor onder 2.2.3 is weergegeven, heeft de Rechtbank zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting tot dit oordeel kunnen komen en is dit oordeel niet onbegrijpelijk.
Het middel faalt.
Lees hier de volledige uitspraak.