Onvoldoende onderzoek OM naar aanwezigheid geldbedragen: feit dat er nauwelijks rechtshulprelatie is met betreffende landen mag niet in nadeel verdachte werken

Rechtbank Rotterdam 14 september 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:9183

Er is door het OM onvoldoende onderzoek gedaan naar de door de verdachte afgelegde verklaring voor de aanwezigheid van grote geldbedragen. Het feit dat onderzoek moeilijk is omdat er nauwelijks een rechtshulprelatie is met de landen waar dit onderzoek zou moeten plaatsvinden, mag niet in het nadeel van de verdachte werken.

Standpunt officier van justitie

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich - kort gezegd - meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zowel in de hoedanigheid van feitelijke leidinggevende van de naam stichting (hierna: de Stichting) en naam bedrijf (hierna: naam bedrijf), als rechtstreeks als verdachte. Het vermoeden dat sprake is van witwassen volgt uit de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte heeft de beschikking gehad over aanzienlijke geldbedragen die zijn aangewend voor de aankoop van een pand aan de adres (hierna ook: het pand), voor een bedrag van €1.150.000 op naam van de Stichting, alsmede voor de verbouwing van dat pand voor een bedrag van €1.096.000 en voor de aankoop van een personenauto voor een bedrag van €16.000. Voor de aankoop van het pand is geen hypotheek afgesloten. Het aankoopbedrag is betaald vanaf een kwaliteitsrekening van de notaris. Het geld op die kwaliteitsrekening is afkomstig van verschillende financiële instellingen waaronder de State Bank of India-Hong, Duaij Al Jiri Exchange en United Gulf Exchange (beiden uit Koeweit). Daarnaast is er geld afkomstig uit Turkije. Turkije en Koeweit kunnen voor wat betreft investeringen in crimineel geld in vastgoed worden aangemerkt als risicolanden.

Het geld dat is aangewend voor de verbouwing van het pand is afkomstig van de rekening van naam bedrijf. Het geld op deze rekening is daarop door de verdachte in contanten gestort. Dit gebeurde door vele keren, soms meermalen per dag, kleinere contante geldbedragen te storten (smurfen), waarbij ook gebruik werd gemaakt van 500 Euro biljetten. De personenauto die de verdachte op naam van naam bedrijf heeft aangekocht is eveneens door hem in contanten betaald met bankbiljetten van 500 euro. Verder is door de FIOD vastgesteld dat er geldkoeriers werden ingevlogen die kennelijk contante geldbedragen meebrachten onder de meldgrens van €10.000 en zijn door de verdachte geldbedragen per auto opgehaald in het buitenland.

De verdachte heeft met betrekking tot de herkomst van de geldbedragen op de kwaliteitsrekening van de notaris en de rekening van naam bedrijf een verklaring afgelegd. Het openbaar ministerie heeft de betrouwbaarheid van deze verklaring onderzocht en acht deze op diverse onderdelen niet aannemelijk of zelfs ongeloofwaardig. Desondanks is daarnaar onderzoek gedaan en getracht de verklaring van de verdachte te verifiëren. Nu verificatie van zijn verklaring niet mogelijk is gebleken volgt daaruit de conclusie dat het geld geen andere herkomst dan een illegale herkomst kan hebben.

Opzet bij de verdachte is niet bewezen, maar de verdachte heeft ten aanzien van de herkomst van de geldbedragen niet de zorgvuldigheid in acht genomen die van hem verwacht mocht worden, zodat sprake is van schuldwitwassen.

Beoordeling

Juridisch kader

Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit brondelicten aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het ligt op de weg van het Openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.

Bij toetsing door de rechter dienen de volgende stappen te worden doorlopen.

Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.

Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.

Overwegingen

De door de officier van justitie aangedragen feiten en omstandigheden, volgen uit de bewijsmiddelen en bieden grondslag voor de conclusie dat sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.

De verdachte heeft een verklaring afgegeven over de herkomst van het geld.

Feit 1 aankoop pand adres

De verdachte heeft bij de FIOD en ook ter terechtzitting verklaard dat de naam stichting het pand heeft aangekocht om daar onderwijs te geven en culturele activiteiten te organiseren voor jongeren, op Islamitische grondslag. Ten behoeve van de aankoop van het pand door de Stichting is geld verstrekt door de drie personen. De namen en contactgegevens van deze personen zijn namens de verdachte verstrekt door de raadsman bij e-mailbericht van 3 februari 2017. Het betreft onder meer naam 1, directeur van de naam universiteit en naam 2, directeur van het naam college. Omdat de Stichting geen eigen bankrekening kon openen, is om die reden het geld rechtstreeks gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris.

Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. De verdachte heeft, anders dan door de officier van justitie gesteld, op de wezenlijke onderdelen consistent verklaard. Daarnaast vindt zijn verklaring op onderdelen steun in de verklaringen van de medeverdachten naam medeverdachte 1 en naam medeverdachte 2. Voor zover er in het door de raadsman van de verdachte verstrekte overzicht niet wordt gesproken over geldleningen, maar slechts over donateurs/schenkers, berust dit op een door de raadsman in het leven geroepen misverstand.

Ook voor het feit dat de namen op de namens verdachte overgelegde lijst niet voorkomen op de bankafschriften van de kwaliteitsrekening van de notaris en dat bij die namenlijst geen bankbescheiden en of inkomensgegevens van die personen zijn overgelegd, is door de verdachte een uitleg gegeven. De verdachte heeft op de zitting toegelicht dat geldschieters in het Midden-Oosten geld naar bijvoorbeeld juweliers brengen als zij geld willen overboeken, omdat juweliers ook als overboekingskantoor fungeren en dat het waarschijnlijk om die reden is dat de namen van deze personen afwijken van de omschrijvingen op de bankafschriften van de notaris.

De verklaring van de verdachte is bovendien concreet en verifieerbaar, gelet op de door hem verstrekte namen en contactgegevens van de genoemde geldverstrekkers met tevens een scan van het identiteitsbewijs van twee van hen, te weten naam 1 en naam 2. De derde financier, naam 3, een zakenman uit Koeweit, bleek inmiddels te zijn overleden. Het feit dat een mogelijke verificatie bemoeilijkt wordt door het gegeven dat deze personen verblijven in landen waar geen of nauwelijks een rechtshulprelatie mee bestaat, maakt niet dat de verklaring an sich niet verifieerbaar is. Hetzelfde geldt voor het feit dat de financiering niet conform westerse maatstaven is gedocumenteerd. Dit maakt de verificatie mogelijk lastiger, maar gelet op de aangeleverde gegevens niet onmogelijk.

In het licht van het voorgaande had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte genoemde personen en hen te bevragen ter verificatie van de door de verdachte afgelegde verklaring. Een dergelijk onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Het feit dat dit is uitgebleven omdat dit moeilijk is omdat er nauwelijks een rechtshulprelatie is met de landen waar dit onderzoek zou moeten plaatsvinden, mag niet in het nadeel van de verdachte werken. Naar het oordeel van de rechtbank kan bij deze stand van zaken niet worden uitgesloten dat het geldbedrag van €1.150.000 dat is gebruikt voor de aankoop van het pand, een legale herkomst heeft.

Feit 2: contante stortingen

De verdachte heeft ook over de contante stortingen op de rekening van naam bedrijf bij de FIOD, rechter-commissaris en op de zitting verklaringen afgelegd, inhoudende dat geldverstrekkers uit religieuze overwegingen een deel van hun inkomen dienen te besteden aan goede doelen en dat dit op goed vertrouwen door bemiddeling van geestelijken geschiedt waarbij documentatie achterwege blijft in verband met dit goede vertrouwen. Omdat het geld bedoeld was voor de Stichting (zonder bankrekening) met maatschappelijke doelstelling, heeft men niet willen vragen het geld op de bankrekening van naam bedrijf over te maken. Deze door de verdachte geschetste gang van zaken vindt ook steun in de verklaring van de getuige naam getuige en is niet op voorhand hoogst onaannemelijk.

De wijze waarop het geld met koeriers binnen Europa werd gebracht, zoals door de verdachte beschreven, roept wel vraagtekens op maar kan in dit geval niet leiden tot de conclusie dat zijn verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is te achten. De verdachte heeft over de werkwijze met koeriers van meet af aan open verklaard en daarbij uitleg gegeven waarom door de geldverstrekkers koeriers werden ingezet. Hij heeft tevens van zowel geldverstrekkers als koeriers namen en contactgegevens verstrekt. Zijn verklaring is daarmee concreet en verifieerbaar.

Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek gedaan naar een aantal door de verdachte genoemde geldverstrekkers. De door hen afgelegde verklaringen sluiten, anders dan door de officier van justitie aangenomen, naar het oordeel van de rechtbank aan bij de door de verdachte geschetste gang van zaken. Naar de door de verdachte opgegeven koeriers is door het openbaar ministerie geen onderzoek gedaan. Dit had echter wel op haar weg gelegen. Het feit dat, zoals ook hiervoor reeds overwogen, een mogelijke verificatie bemoeilijkt wordt door het gegeven dat deze personen verblijven in landen waar geen of nauwelijks een rechtshulprelatie mee bestaat, maakt niet dat de verklaring op zichzelf niet verifieerbaar is. Hetzelfde geldt voor het feit dat de financiering niet conform westerse maatstaven is gedocumenteerd. Dit maakt de verificatie mogelijk lastiger, maar gelet op de aangeleverde gegevens niet onmogelijk.

In het licht van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het onderzoek door het openbaar ministerie ter verificatie van de door de verdachte afgelegde verklaring ontoereikend is geweest. Bij deze stand van zaken kan dan ook niet worden uitgesloten dat de contante geldbedragen die door de verdachte op de bankrekening van naam bedrijf zijn gestort een legale herkomst hebben.

Feit 3: aankoop personenauto

Volgens de verdachte heeft naam bedrijf de auto gekocht voor de Stichting, met geld dat bestemd was voor de Stichting. Hij heeft dat geld niet van de rekening van naam bedrijf opgenomen maar contant gekregen van medeverdachte naam medeverdachte 2 of naam medeverdachte 1. De verklaring van de verdachte vindt bevestiging in de verklaring van de medeverdachte naam medeverdachte 2. Gelet hierop alsmede gelet op hetgeen hiervoor onder feit 2 is overwogen met betrekking tot de herkomst van de geldbedragen voor de Stichting, namelijk dat deze voornamelijk afkomstig zijn van buitenlandse geldverstrekkers ten behoeve van de Stichting en het Openbaar ministerie heeft nagelaten afdoende onderzoek naar deze personen te doen, kan ook hier de legale herkomst van het geld niet worden uitgesloten.

De ten laste gelegde feiten zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^