Kan verdachte op een na de aanvang van de ttz. gedane intrekking terugkomen door cassatie in te stellen tegen de door het Hof gehonoreerde intrekking?
/Hoge Raad 18 juni 2013, ECLI:NL:PHR:2013:818
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 15 juni 2011 verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 23 juni 2009 waarbij (i) verdachte wegens onder 1, 2, 3, 5, 6 en 8 oplichting, meermalen gepleegd, onder 4 verduistering, gepleegd tegen hem die het goed uit hoofde van zijn beroep onder zich heeft, onder 7 verduistering, meermalen gepleegd, onder 9 valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en onder 10 een gewoonte maken van witwassen is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, (ii) een drietal in het vonnis nader omschreven inbeslaggenomen voorwerpen zijn verbeurdverklaard en ten aanzien van andere in het vonnis nader omschreven goederen de teruggave is gelast en (iii) de vordering van benadeelde partij benadeelde 1 is toegewezen tot een bedrag van € 15.152,- en de vordering van benadeelde partij benadeelde 2 is toegewezen tot een bedrag van € 705.550,65.
Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
Het bestreden arrest houdt het volgende in:
"Ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2011 heeft de verdachte medegedeeld dat hij het ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juni 2009 wenst in te trekken. De advocaat-generaal heeft te kennen gegeven dat hij - alles afwegende - geen belang ziet in de voortzetting van de zaak.
Het hof heeft bij het maken van de afweging of er belangen zijn die zich tegen het staken van de behandeling in hoger beroep verzetten met name de positie van de benadeelde partijen in acht genomen en voorts die van slachtoffer.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de verdachte niet ontvangen dient te worden in het door hem ingestelde hoger beroep."
Noch uit het verhandelde op de terechtzittingen van het Hof noch uit hetgeen in de cassatieschriftuur namens de verdachte is aangevoerd kan blijken van enig in rechte te respecteren belang van de verdachte bij het onderhavige cassatieberoep.
De verdachte wordt daarom niet ontvangen in zijn beroep.
Lees hier de volledige uitspraak.