Mag loopproces-verbaal, inhoudende interpretaties en conclusies van verbalisant, gebruikt worden voor het bewijs?
/Hoge Raad 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:192
De verdachte is wegens gewoontewitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 122 dagen.
De aanvulling met bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) houdt onder meer het volgende in:
“De hierna opgesomde bewijsmiddelen zijn - tenzij anders vermeld - opgenomen in het zaaksdossier witwassen verdachte en betrokkene 1, nummer 2611128HZ-3962, opgemaakt en ondertekend d.d. 26 februari 2015 door verbalisanten verbalisant 1 en verbalisant 2, met een loopproces-verbaal (blz. 1 t/m 18) en doorgenummerde onderliggende stukken (blz. 1 t/m 759).
Opmerking hof vooraf
Verbalisanten verbalisant 1 en verbalisant 2 hebben hun onderzoekbevindingen ter zake de witwasverdenking van verdachte in samenvattende vorm weergegeven in een relaas van bevindingen met bijbehorende verwijzingen naar de onderliggende brondocumenten (p. 1 t/m 8). Het hof heeft de samenvattende onderzoeksbevindingen van genoemde verbalisanten gecontroleerd aan de hand van onderliggende bewijsmiddelen en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. Het hof verenigt zich met de inhoud van het relaas van bevindingen en de daarin verwoorde interpretaties en conclusies van verbalisanten verbalisant 1 en verbalisant 2 en maakt die tot de zijne. Het hof neemt de samenvattende weergave van de bewijsmiddelen als uitgangspunt en volstaat in de bewijsbijlage met telkens de vermelding en vindplaats van de onderliggende brondocumenten. De hieronder gebruikte nummering is van het hof zelf.
1. Aanleiding
(loopproces-verbaal p. 4) Uit de opgenomen en afgeluisterde vertrouwelijke communicatie (OVC) is het ernstige vermoeden ontstaan dat verdachte geld afkomstig uit enig misdrijf, zijnde drugshandel van zijn zoon, in zijn antiekzaak A, gevestigd aan de a-straat 1 te Eindhoven bewaarde/verborg/voorhanden had en/of overdroeg. Deze antiekzaak betreft een eenmanszaak en wordt voor risico en rekening gedreven van verdachte. Uit deze OVC-gesprekken is namelijk het vermoeden ontstaan dat verdachte kennis droeg van de betrokkenheid van zijn zoon betrokkene 2 bij de handel in verdovende middelen. (...)
Brondocument: relaas van bevindingen van verbalisant verbalisant 3 d.d. 12 februari 2015 (p. 15-33)
Tijdens het onderzoek Gutenberg werd in de antiekzaak van verdachte, A, a-straat 1 te Eindhoven vertrouwelijke communicatie (OVC) opgenomen en af geluisterd. Uit een aantal OVC-gesprekken is gebleken dat verdachte wetenschap droeg van het feit dat zijn zoon betrokkene 2 en betrokkene 4 zich bezig hielden met de handel in verdovende middelen. De gesprekken worden hieronder kort samengevat weergegeven.
OVC-gesprek 11-10-2013. 16.10 uur (p. 15 en p. 20-21)
verdachte en betrokkene 2 bevinden zich in de antiekzaak met nog enkele mannen. betrokkene 2 wil een van de mannen iets meegeven om te proberen in het weekend. betrokkene 2 zegt dat ze super schijnen te zijn. Een van de mannen wil er wel een paar. verdachte zegt: “Je kunt wel dat zakje even meenemen, dat zakje met schoenpoets.” betrokkene 2 zegt dat ze heel goed moeten zijn.
(Opmerking verbalisant: betrokkene 2 deelt kennelijk xtc pillen uit aan bezoekers van de antiekzaak in aanwezigheid van verdachte).
OVC-gesprek 11-10-2013, 16.16 uur (p. 16 en p. 22-24)
verdachte en betrokkene 2 bevinden zich in de antiekzaak met nog enkele mannen. Het gesprek gaat over xtc pillen die door betrokkene 2 “housenootjes ” worden genoemd. betrokkene 2 heeft verschillende soorten liggen die hij kennelijk aan de aanwezigen laat zien en mee wil geven om te laten proberen. verdachte is daarbij aanwezig.
(Opmerking verbalisant: betrokkene 2 deelt xtc pillen uit aan bezoekers van de antiekzaak in aanwezigheid van verdachte).
OVC-gesprek 14-10-2013, 12.44 uur (p. 16 en p. 26-27)
verdachte bevindt zich in de antiekzaak als er een man binnenkomt die betrokkene 5 wordt genoemd. betrokkene 5 vraagt aan verdachte om betrokkene 4 of betrokkene 2 even langs te sturen. verdachte zegt dat hij betrokkene 4 wel even laat sturen. betrokkene 5 zegt dat die verzending naar de kloten is gegaan een paar weken geleden. verdachte zegt dat betrokkene 2 in Spanje zit. betrokkene 5 zegt dat hij heeft gezegd dat “ze” eens langs moeten komen en hij dan precies zal zeggen hoe “ze” het wel moeten doen. betrokkene 5 zegt dat het altijd fout kan gaan, maar dat het kanariepietjeswerk is. verdachte zegt: “Ja, maar we zien maar weer. betrokkene 2 zie ik deze week zeker niet. Ik ga de maandag even bellen.” betrokkene 5 zegt vervolgens: “Het flikkerde er gewoon uit gewoon een volle tas weed. Hé vier a vijf tassen tegelijk, hier bij betrokkene 6. Dat verwacht toch niemand of wel. Dat is gewoon super brutaal. En dan via een omweg aanleveren en dan ehh computerspul. Breekbare stickers erop en dinge, die werden daar afgezet en die gingen met een vracht naar Engeland. Alleen betrokkene 6 die rijdt elke dag op Engeland en die wordt niet gecontroleerd. En als je bij betrokkene 6 weed komt brengen dan ben je echt gek of niet? Dat doet niemand. Die denken dat daar iedereen alles controleert, maar dat is een andere afdeling”.
(Opmerking verbalisant: betrokkene 5 komt aan verdachte melden dat er een zending weed is ontdekt en wil contact met betrokkene 2 of betrokkene 4)
OVC-gesprek 15-10-2013. 12.45 uur (p. 16, p. 29)
verdachte bevindt zich in de antiekzaak als er een man binnenkomt die betrokkene 5 wordt genoemd. De man verontschuldigt zich dat hij een beetje laat is en zegt tegenslag te hebben gehad. De man zegt: “weer een auto afgepakt en een hoop geld gevonden en een groot hok uit de grond gehaald, ik zit daar allemaal met die wagen bouwen... onverstaanbaar... ik weet het ook niet. Nee ik heb hier die grote dinge bij. Die was terug van ehh, die doen we wel verrekenen, dan heb je toch je centen.” verdachte zegt dat het goed is. De man zegt dat hij van de week betrokkene 2 nog aan de lijn had. De man zegt verder: “anders is het niet zo erg, want ze kunnen beter een groot hok oppakken dan dat ze je geld vinden.” verdachte zegt hierop: “Oh dat is kut, dat ze je hok vinden, is allebei kut maar dat geld, contant dat is dan ook weg he en moet je maar weer eens kijken wat je moet doen voor je dat terug hebt liggen, he jongen.” verdachte zegt vervolgens: “Ja, ik hoor het ook van onze betrokkene 2 terug, het valt ook allemaal nog niet mee he. Die beurt dan wel maar het is allemaal nog niet eenvoudig, want de meeste haken af die doen niks meer.”
(Opmerking verbalisant: Dit laatste slaat zeer vermoedelijk op de henneptelers, die momenteel door politie/justitie ook financieel worden aangepakt)
OVC-gesprek 30-01-2014. 12.33 uur (p. 16, p. 31-33)
verdachte krijgt bezoek van betrokkene 4. Het gesprek gaat aanvankelijk over betrokkene 2 die op dat moment vast zit in verband met een zware mishandeling. verdachte zegt dat hij twee telefoontjes van betrokkene 2 heeft liggen en vraagt of betrokkene 4 die moet hebben. betrokkene 4 zegt even niet want ik heb ook een klein probleempje gehad. betrokkene 4 zegt dat ze achter hem aanreden met drie auto’s en even niks doet. betrokkene 4 zegt dat andere mensen het ook hebben gezien en hij niet gek is. betrokkene 4 zegt dat “ze” met drie auto’s waren, hij ergens bij mensen is geweest en “ze” hem waarschijnlijk van daaruit hebben gevolgd. betrokkene 4 zegt dat hij maar 1 dag gevolgd is, even twee weken rustig aan doet en thuis alles opgeruimd heeft. verdachte zegt iets over aan de overkant wegleggen. betrokkene 4 zegt dat hij ze morgen wel oppakt. betrokkene 4 zegt dat hij handel heeft gedaan en dat het goed is gegaan, maar “ze” wel achter hem aan hebben gereden. verdachte zegt dat je op een gegeven moment toch wel in de gaten hebt dat ze je achtervolgen. verdachte zegt dat hij het zelf niet kan nalaten ’s morgens, altijd kijkt wat voor auto er staat, of er iemand in zit, of er iemand zit te kijken, even heen en weer loopt en zo eens links en rechts kijkt.
(Opmerking verbalisant: Op 28/01/2014 vond een observatie plaats op betrokkene 4 toen hij met zijn bestelbus zeer vermoedelijk een partij verdovende middelen ophaalde in Hoorn/Zwaag en hij kennelijk het observatieteam die dag heeft opgemerkt.)”
Middel
In onderhavige zaak speelt de vraag of het hof in de aanvulling op het arrest in voldoende mate de redengevende feiten en omstandigheden, waarop de bewezenverklaring berust, heeft weergegeven. Hierop heeft het tweede middel betrekking. Het eerste middel heeft – kort gezegd – betrekking op de bewijsoverwegingen. Omdat het tweede middel verder strekt dan het eerste middel, bespreek ik eerst het tweede middel. Voordat ik daartoe overga, geef ik de bewezenverklaring en de bewijsvoering weer.
Beoordeling Hoge Raad
Op grond van artikel 359 lid 3 Sv moet de beslissing dat het tenlastegelegde feit door de verdachte is begaan, steunen op de inhoud van de bewijsmiddelen die de voor die beslissing redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Deze bewijsmiddelen moeten in beginsel worden opgenomen in het vonnis, dan wel in de aanvulling zoals bedoeld in artikel 365a lid 2 Sv. Indien de rechter zich beroept op feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring maar die niet zijn vermeld in de in het vonnis of de in artikel 365a lid 2 Sv bedoelde aanvulling opgenomen bewijsmiddelen, moet de rechter met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aanduiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aangeven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend. Als het daarbij gaat om feiten of omstandigheden die zijn vermeld in processen-verbaal, verslagen van deskundigen of andere schriftelijke bescheiden, moeten die stukken ter terechtzitting zijn voorgelezen of moet daarvan daar de korte inhoud zijn medegedeeld. (Vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985.)
Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wetenschap had dat de in de bewezenverklaring genoemde geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, gelet op onder meer “de OVC-gesprekken die in de bewijsmiddelen worden genoemd”. Daarbij heeft het hof in de aanvulling met bewijsmiddelen de inhoud van een relaas van bevindingen van verbalisant 3 weergegeven met betrekking tot een aantal specifiek aangeduide afgeluisterde gesprekken, “OVC-gesprekken”, waaraan de verdachte heeft deelgenomen. Die weergave bevat een samenvatting van die gesprekken en conclusies van deze verbalisant over wat uit de inhoud van die gesprekken blijkt met betrekking tot de wetenschap van de verdachte over de handel in verdovende middelen door zijn zoon.
Door op deze wijze het relaas van bevindingen van verbalisant 3 in de aanvulling met bewijsmiddelen op te nemen heeft het hof een verklaring gebruikt die voor het bewijs ontoelaatbare conclusies inhoudt (vgl. onder meer HR 15 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2847). Een dergelijk gebruik van een bewijsmiddel hoeft niet onder alle omstandigheden tot cassatie te leiden, bijvoorbeeld als de door het hof gemaakte gevolgtrekking overeenkomt met de in de verklaring getrokken conclusie (vgl. HR 26 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9189). Ook in dat geval gelden echter de hiervoor weergegeven voorschriften met betrekking tot de bewijsmiddelen waarop deze gevolgtrekking berust. In het onderhavige geval heeft het hof niet de wettige bewijsmiddelen – in het bijzonder relevante onderdelen van processen-verbaal waarin de afgeluisterde gesprekken zijn weergegeven – opgenomen waaraan het de voor die gevolgtrekking redengevende feiten en omstandigheden heeft ontleend. Het hof heeft evenmin met voldoende nauwkeurigheid naar die feiten en omstandigheden verwezen. De enkele vermelding dat het hof de inhoud van een relaas van bevindingen van de verbalisanten verbalisant 1 en verbalisant 2 waarin de onderzoeksresultaten – waaronder ook de bevindingen van verbalisant verbalisant 3 – zijn weergegeven, heeft gecontroleerd en dat het hof zich met de daarin verwoorde interpretaties en conclusies kan verenigen, is daarvoor niet voldoende. Het oordeel van het hof is daarom ontoereikend gemotiveerd.
Het cassatiemiddel slaagt.
Lees hier de volledige uitspraak.