Medeplegen KOT
/Gerechtshof Amsterdam 22 maart 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:969
De verdachte en haar mededader(s) hebben gedurende een periode van ruim anderhalf jaar de Belastingdienst opgelicht door het indienen van een valselijk opgemaakte aanvraag kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst, terwijl zij wisten dat de betreffende aanvrager hier geen recht op had. Aan de verdachte is hierdoor ten onrechte € 148.209 aan kinderopvangtoeslag uitgekeerd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat het medeplegen van de oplichting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de verklaring van de verdachte kan hoogstens worden afgeleid dat zij een faciliterende rol heeft gehad. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat zij meer heeft gedaan dan zij heeft verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan van een strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid bij de oplichting af dat de verdachte medeverdachte heeft benaderd over het aanvragen van kinderopvangtoeslag. Zij heeft haar verteld dat zij met een vrouw samenwerkte die werkte bij de Belastingdienst (dossierpagina 125). Zij heeft de benodigde gegevens van medeverdachte in ontvangst genomen en doorgegeven en heeft haar eigen bankrekening ter beschikking gesteld voor de uitbetaling van de kinderopvangtoeslag. Uit de verklaring van medeverdachte volgt bovendien dat zij met medeverdachte had afgesproken dat zij de correspondentie die zij ontving van de Belastingdienst aan de verdachte zou geven en dat de verdachte daarvoor ook bij haar aan de deur kwam (dossierpagina 119).
Het voorleggen van de mogelijkheid om kinderopvangtoeslag aan te vragen aan de medeverdachte, en het opvragen en (laten) doorgeleiden van de gegevens die benodigd zijn om kinderopvangtoeslag door de Belastingdienst te laten uitbetalen, zijn essentiële gedragingen voor de gepleegde oplichtingen. De verdachte heeft de bedragen die op haar rekening zijn gestort overgemaakt naar de rekening van de medeverdachte(n). Zij heeft verklaard dat medeverdachte ermee akkoord ging dat degene die de aanvraag deed, iedere maand de helft van de te ontvangen kinderopvangtoeslag zou krijgen. Ook haalde zij correspondentie op bij medeverdachte en de verdachte gaf deze aan degene die de aanvraag deed. De bijdrage van de verdachte aan deze aanvraag is van zodanig gewicht dat sprake is van de vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Hetzelfde geldt ten aanzien van het opmaken van valse documenten en het gebruik daarvan. Daarmee acht het hof het onder 1 ten laste gelegde medeplegen bewezen. Het verweer wordt verworpen.
Strafoplegging
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
Lees hier de volledige uitspraak.